A Clockwork Orange

Alex is volwassen geworden in “A Clockwork Orange,” en nu is hij een sadistische verkrachter. Ik besef dat hem een sadistische verkrachter noemen — zomaar — een beetje een stereotype is van de arme Alex. Maar Kubrick geeft ons niet veel meer om mee verder te gaan, behalve dat Alex veel van Beethoven houdt. Waarom hij van Beethoven houdt wordt nooit uitgelegd, maar ik denk dat Alex op dezelfde manier van Beethoven houdt als Kubrick het leuk vindt zijn geluidsspoor te vullen met bekende klassieke muziek — om een leuke, goedkope, doodse dimensie toe te voegen.

Nu is Alex niet het soort zatte, arbeidersklasse anti-held die we kregen in de boze Britse films van de vroege jaren zestig. Er wordt geen moeite gedaan om zijn innerlijke werking uit te leggen of zijn samenleving te ontleden. Sterker nog, er valt niet veel uit te zoeken; zowel Alex als zijn maatschappij zijn slimme pop-art abstracties. Kubrick heeft geen toekomstige wereld in zijn verbeelding geschapen, hij heeft een trendy decor geschapen. Als we in de lijn van Kubrick trappen en zeggen dat Alex gewelddadig is omdat “de maatschappij hem geen alternatief biedt”, huil dan, snik, we verzinnen alleen maar uitvluchten.

Alex is gewelddadig omdat het noodzakelijk is dat hij gewelddadig is om deze film te vermaken op de manier die Kubrick voor ogen heeft. Alex is tot een sadistische verkrachter gemaakt, niet door de maatschappij, niet door zijn ouders, niet door de politiestaat, niet door centralisatie en niet door sluipend fascisme — maar door de producent, regisseur en schrijver van deze film, Stanley Kubrick. Regisseurs worden soms schijnheilig en praten over hun creaties in de derde persoon, alsof de maatschappij Alex werkelijk geschapen heeft. Maar dit maakt hun regie tot een soort van filmisch automatisch schrift. Nee, ik denk dat Kubrick te bescheiden is: Alex is helemaal van hem.

Ik zeg dit in het volle besef dat “A Clockwork Orange”, enigszins getrouw, is gebaseerd op een roman van Anthony Burgess. Toch geef ik Burgess niet de schuld. Kubrick heeft beelden gebruikt om het gezichtspunt van het boek te veranderen en ons in de richting te duwen van een soort van rancuneuze vriendschap met Alex.

Kubricks meest voor de hand liggende fotografische hulpmiddel is dit keer de groothoeklens. Gebruikt op objecten die vrij dicht bij de camera zijn, heeft deze lens de neiging de zijkanten van het beeld te vervormen. De objecten in het midden van het scherm zien er normaal uit, maar die aan de randen neigen naar boven en naar buiten te hellen, en worden bizar langgerekt. Kubrick gebruikt de groothoeklens bijna de hele tijd als hij gebeurtenissen laat zien vanuit Alex’ gezichtspunt; dit moedigt ons aan om de wereld te zien zoals Alex die ziet, als een gekkenhuis van vreemde mensen die erop uit zijn om hem te pakken.