Apperceptieve agnosie en gezichtsherkenning
Abstract
Worden gezichten en objecten herkend door afzonderlijke visuele herkenningssystemen of zou één enkel systeem de herkenning van beide klassen van invoer kunnen verzorgen? Herkenning van gezichten en objecten door een enkel systeem voorspelt dat prosopagnosici, die selectief het vermogen verliezen om gezichten te herkennen als gevolg van hersenbeschadiging, ook het vermogen zouden moeten verliezen om objecten te herkennen. In tegenstelling tot deze voorspelling, hebben case studies van prosopagnosia een intacte objectherkenning gerapporteerd. Verdere ondersteuning voor afzonderlijke visuele herkenningssystemen komt van het geval van HH dat hier wordt beschreven. Na een beroerte in de linker posterieure cortex, heeft HH een ernstige apperceptieve visuele agnosie voor visueel gepresenteerde objecten en een alexie voor woorden. Toch vertoont hij een relatief gespaarde visuele gezichtsverwerking. Een dergelijk prestatiepatroon completeert een dubbele dissociatie tussen gezichts- en objectverwerking wanneer deze gepaard gaat met prosopaganosie. Belangrijker is dat HH de eerste apperceptieve visuele object agnosic is die een gespaarde gezichtsverwerking laat zien. De ernst van zijn object-verwerkingstekort is zodanig dat vanaf de vroegste niveaus in de visuele verwerkingshiërarchie, verschillende neurale substraten verantwoordelijk moeten zijn voor de verwerking van sommige objecten en gezichten. Deze resultaten worden besproken als ondersteuning voor Farah’s model (Visual agnosia: disorders of object recognition and what they tell us about normal vision. Cambridge, MA: MIT Press, 1990) van object-, gezichts- en woordherkenning.