De afschaffing van de slavernij

Deze drie thema’s zijn nauw met elkaar verweven in de loop van de gebeurtenissen in Afrika. Er zij echter op gewezen dat de belangrijkste beslissingen over de afschaffing van de slavenhandel buiten Afrika werden genomen en een reactie waren op economische en politieke veranderingen en druk in Europa en Amerika. Veel van de christelijke kerken hadden de moraliteit van de handel in mensen nooit aanvaard, en de 18e-eeuwse evangelische bewegingen in protestants Europa leidden tot openlijke campagnes tegen de Atlantische slavenhandel en ook tegen het instituut slavernij zelf. Deze zaken werden eveneens veroordeeld door nieuwe seculiere stromingen die verbonden waren met de Franse Revolutie. Omdat de plantageproduktie in tropisch Amerika voor de Noord-Europeanen niet langer zo’n winstgevend investeringsgebied was als de industrie of de handel met andere delen van de wereld, begon de propaganda tegen de slavenhandel effect te sorteren. Denemarken verbood de slavenhandel door zijn burgers in 1803, Groot-Brittannië in 1807, de Verenigde Staten in 1808, Zweden in 1813, Nederland in 1814, en Frankrijk (voor de tweede maal) in 1818.

De belangrijkste van deze acties tegen de slavenhandel was die van Groot-Brittannië. Britse schepen waren aan het eind van de 18e eeuw verreweg de grootste vervoerders van slaven, en alleen Groot-Brittannië beschikte echt over de marinemiddelen die nodig waren om de anti-slavenhandelwetten op volle zee te doen naleven. Toen Portugal, Spanje en enkele Amerikaanse landen hun slavenhandel uitbreidden om het tekort als gevolg van de Britse terugtrekking aan te vullen, stuitten zij bovendien op sterk Brits verzet. De onderliggende reden hiervoor was dat Groot-Brittannië, meer dan enig ander Europees land, aanzienlijke hoeveelheden kapitaal, ervaring en goodwill had opgebouwd in de handel met Afrika. Toen Britse kooplieden echter probeerden nieuwe lijnen in de Afrikaanse handel te ontwikkelen om hun oude slavenhandel te vervangen, kwamen zij er gewoonlijk achter dat, zolang hun Europese of Amerikaanse rivalen slaven bleven kopen, Afrikaanse koningen en kooplieden over het algemeen niet bereid waren om alternatieve export te organiseren. Economische belangen in combinatie met abstracte moraliteit brachten de opeenvolgende Britse regeringen ertoe druk uit te oefenen op andere regeringen om hun slavenhandel te verbieden en de Britse marine toe te staan te helpen bij de handhaving van hun wetten op hun schepen op zee.

Maar deze maatregelen hielden de uitvoer van slaven uit Afrika niet tegen. Sommige landen, met name Frankrijk en de Verenigde Staten, wier eigen marinecontroles gebrekkig waren, hadden er grote bezwaren tegen dat Britse oorlogsschepen hun schepen op zee aanhielden, doorzochten en, indien nodig, arresteerden. Bovendien waren er, zolang er een markt voor slaven was in Amerika (d.w.z. totdat alle Amerikaanse landen de slavernij hadden afgeschaft), wetteloze individuele handelaars die meenden dat de winsten die zij konden behalen door slaven over de Atlantische Oceaan te vervoeren, ruimschoots opwogen tegen het risico van arrestatie. Behalve wanneer slaven daadwerkelijk aan boord van de Afrikaanse kust werden gebracht of in Amerikaanse wateren werden gelost, was de kans op onderschepping op zee in feite vrij klein. Hoewel de Britse marine in de West-Afrikaanse wateren een anti-slavenhandel eskader van maximaal 20 schepen onderhield, dat tussen 1825 en 1865 1.287 slavenschepen arresteerde en ongeveer 130.000 slaven bevrijdde, zouden in dezelfde periode ongeveer 1,8 miljoen Afrikaanse slaven in Amerika aan land zijn gebracht.

Het definitieve einde van de export van slaven van Afrika naar Amerika vond plaats tegen het einde van de jaren 1860. De beslissende factor was de afschaffing van de slavernij in de Verenigde Staten in 1865. Slavernij was toen alleen nog legaal in Cuba en Brazilië – en slechts tot de jaren 1880 – en de risico’s van het vervoer van slaven naar deze twee markten werden te groot. Voordien hadden de Britse regeringen reeds een beleid gevoerd waarbij zij in Afrika actieve stappen hadden ondernomen of gesteund om te voorkomen dat slaven aan de kusten te koop werden aangeboden en om de produktie van alternatieve exportprodukten aan te moedigen. De onmiddellijke resultaten van deze inspanningen waren vaak niet erg groot. Veel Afrikaanse regeringen en handelaren waren bijvoorbeeld niet meer geneigd dan veel Europese of Amerikaanse regeringen of handelaren om de anti-slavenhandel verdragen die Britse ambtenaren op hen wensten, te handhaven of na te leven. Zij zagen geen reden om hun economische belangen, die verbonden waren met slavernij en slavenhandel, ondergeschikt te maken aan de nieuwe economische belangen van Britse handelaren die volgden op wat voor hen het grillige besluit was dat slavernij en slavenhandel verkeerd waren.