De vier belangrijkste benaderingen
Kwantitatief onderzoek
Kwantitatief onderzoek wordt over het algemeen geassocieerd met het positivistische/postpositivistische paradigma. Het gaat meestal om het verzamelen en omzetten van gegevens in numerieke vorm, zodat statistische berekeningen kunnen worden gemaakt en conclusies kunnen worden getrokken.
Het proces
Onderzoekers hebben een of meer hypothesen. Dit zijn de vragen die zij willen beantwoorden, met inbegrip van voorspellingen over mogelijke verbanden tussen de dingen die zij willen onderzoeken (variabelen). Om antwoorden op deze vragen te vinden, beschikken de onderzoekers ook over verschillende instrumenten en materialen (b.v. papieren of computertests, checklists voor observaties, enz.
De gegevens worden volgens een strikte procedure op verschillende manieren verzameld en klaargemaakt voor statistische analyse. Tegenwoordig gebeurt dit met behulp van geavanceerde statistische computerpakketten. De analyse stelt de onderzoekers in staat te bepalen in hoeverre er een verband bestaat tussen twee of meer variabelen. Dit kan een eenvoudige associatie zijn (bv. mensen die dagelijks sporten hebben een lagere bloeddruk) of een oorzakelijk verband (bv. dagelijkse lichaamsbeweging leidt daadwerkelijk tot een lagere bloeddruk). Statistische analyse stelt onderzoekers in staat complexe causale verbanden te ontdekken en te bepalen in welke mate de ene variabele de andere beïnvloedt.
De resultaten van statistische analyses worden in tijdschriften op een standaardmanier gepresenteerd, met als eindresultaat een P-waarde. Voor mensen die niet vertrouwd zijn met wetenschappelijk onderzoekjargon: de discussiegedeelten aan het eind van artikelen in peer reviewed tijdschriften beschrijven gewoonlijk de resultaten van de studie en leggen de implicaties van de bevindingen in eenvoudige bewoordingen uit
Principes
Objectiviteit is zeer belangrijk bij kwantitatief onderzoek. Onderzoekers zien er dan ook nauwlettend op toe dat hun eigen aanwezigheid, gedrag of houding de resultaten niet beïnvloedt (bv. door de bestudeerde situatie te veranderen of deelnemers zich anders te laten gedragen). Zij onderzoeken hun methoden en conclusies ook kritisch op mogelijke vertekening.
Onderzoekers doen hun uiterste best om ervoor te zorgen dat zij werkelijk meten wat zij beweren te meten. Als het onderzoek bijvoorbeeld gaat over de vraag of achtergrondmuziek een positief effect heeft op rusteloosheid bij bewoners van een verpleeghuis, moeten de onderzoekers duidelijk zijn over het soort muziek dat zij opnemen, het volume van de muziek, wat zij bedoelen met rusteloosheid, hoe zij rusteloosheid meten en wat als een positief effect wordt beschouwd. Dit alles moet van tevoren worden overwogen, voorbereid en gecontroleerd.
Externe factoren, die de resultaten zouden kunnen beïnvloeden, moeten ook worden gecontroleerd. In het bovenstaande voorbeeld zou het belangrijk zijn ervoor te zorgen dat de invoering van de muziek niet gepaard gaat met andere veranderingen (b.v. de persoon die de CD-speler brengt kletst met de bewoners na de muzieksessie) omdat het de andere factor zou kunnen zijn die de resultaten oplevert (d.w.z. het sociale contact en niet de muziek). Sommige mogelijke bijdragende factoren kunnen niet altijd worden uitgesloten, maar moeten door de onderzoekers wel worden erkend.
Bij kwantitatief onderzoek ligt de nadruk op deductief redeneren, waarbij de neiging bestaat om van het algemene naar het specifieke te gaan. Dit wordt soms een top-down benadering genoemd. De geldigheid van conclusies blijkt afhankelijk te zijn van de geldigheid van een of meer premissen (voorafgaande beweringen, bevindingen of voorwaarden). Aristoteles’ beroemde voorbeeld van deductief redeneren was: Alle mensen zijn sterfelijk àSocrates is een mens àSocrates is sterfelijk. Als de premissen van een argument niet juist zijn, dan is het argument niet juist. Deze manier van redeneren wordt ook vaak geassocieerd met het fictieve personage Sherlock Holmes. De meeste studies bevatten echter ook een element van inductief redeneren in een bepaald stadium van het onderzoek (zie het gedeelte over kwalitatief onderzoek voor meer details).
Onderzoekers hebben zelden toegang tot alle leden van een bepaalde groep (bijv. alle mensen met dementie, verzorgers of zorgverleners). Meestal willen zij echter uit hun onderzoek conclusies kunnen trekken over deze grotere groepen. Daarom is het belangrijk dat de mensen die bij de studie betrokken zijn, een representatieve steekproef zijn van de ruimere bevolking/groep. De mate waarin generalisaties mogelijk zijn, hangt echter tot op zekere hoogte af van het aantal mensen dat bij het onderzoek betrokken is, hoe zij zijn geselecteerd en of zij representatief zijn voor de bredere groep. Zo zouden generalisaties over psychiaters bijvoorbeeld gebaseerd moeten zijn op een onderzoek bij psychiaters en niet op een onderzoek bij psychologiestudenten. In de meeste gevallen wordt de voorkeur gegeven aan aselecte steekproeven (zodat elke potentiële deelnemer een gelijke kans heeft om deel te nemen), maar soms willen onderzoekers er zeker van zijn dat zij een bepaald aantal mensen met specifieke kenmerken opnemen en dit zou niet mogelijk zijn met aselecte steekproefmethoden. De generaliseerbaarheid van de resultaten is niet beperkt tot groepen mensen, maar ook tot situaties. Er wordt van uitgegaan dat de resultaten van een laboratoriumexperiment een afspiegeling zijn van de werkelijke situatie die het onderzoek tracht op te helderen.
Bij het bekijken van resultaten is de P-waarde van belang. P staat voor waarschijnlijkheid. Het meet de waarschijnlijkheid dat een bepaalde bevinding of waargenomen verschil aan toeval te wijten is. De P-waarde ligt tussen 0 en 1. Hoe dichter het resultaat bij 0 ligt, des te kleiner is de kans dat het waargenomen verschil aan toeval te wijten is. Hoe dichter het resultaat bij 1 ligt, hoe groter de kans dat de bevinding aan het toeval te wijten is (toevallige variatie) en dat er geen verschil is tussen de groepen/variabelen.
Qualitatief onderzoek
Qualitatief onderzoek is de benadering die gewoonlijk wordt geassocieerd met het sociaal constructivistische paradigma dat de sociaal geconstrueerde aard van de werkelijkheid benadrukt. Het gaat erom de diepere betekenis en betekenis van menselijk gedrag en ervaring, met inbegrip van tegenstrijdige overtuigingen, gedragingen en emoties, vast te leggen, te analyseren en te proberen bloot te leggen. Onderzoekers zijn geïnteresseerd in het verkrijgen van een rijk en complex begrip van de ervaringen van mensen en niet in het verkrijgen van informatie die kan worden gegeneraliseerd naar andere grotere groepen.
Het proces
De aanpak van kwalitatieve onderzoekers is meestal inductief, wat betekent dat zij een theorie ontwikkelen of op zoek gaan naar een betekenispatroon op basis van de gegevens die zij hebben verzameld. Dit gaat van het specifieke naar het algemene en wordt soms een bottom-up benadering genoemd. De meeste onderzoeksprojecten omvatten echter ook een zekere mate van deductief redeneren (zie het gedeelte over kwantitatief onderzoek voor meer details).
Kwantitatieve onderzoekers baseren hun onderzoek niet op van tevoren vastgestelde hypothesen. Niettemin identificeren zij duidelijk een probleem of onderwerp dat zij willen onderzoeken en kunnen zij zich daarbij laten leiden door een theoretische lens – een soort overkoepelende theorie die een kader biedt voor hun onderzoek.
De aanpak van gegevensverzameling en -analyse is methodisch, maar laat een grotere flexibiliteit toe dan bij kwantitatief onderzoek. De gegevens worden in tekstvorm verzameld op basis van observatie en interactie met de deelnemers, bijvoorbeeld via participerende observatie, diepte-interviews en focusgroepen. De gegevens worden niet in numerieke vorm omgezet en worden niet statistisch geanalyseerd.
Het verzamelen van gegevens kan in verschillende fasen gebeuren in plaats van in één keer. De onderzoekers kunnen zelfs het proces halverwege aanpassen en besluiten om extra kwesties aan te pakken of vragen te schrappen die niet geschikt zijn op basis van wat zij tijdens het proces leren. In sommige gevallen zullen de onderzoekers een vast aantal mensen interviewen of observeren. In andere gevallen kan het proces van gegevensverzameling en -analyse doorgaan totdat de onderzoekers constateren dat er geen nieuwe kwesties meer naar voren komen.
Beginselen
Onderzoekers zullen geneigd zijn methoden te gebruiken die de deelnemers een zekere mate van vrijheid geven en spontaniteit mogelijk maken in plaats van hen te dwingen een keuze te maken uit een reeks van vooraf bepaalde antwoorden (waarvan er wellicht geen enkele geschikt is of nauwkeurig de gedachten, gevoelens, attitudes of het gedrag van de deelnemer beschrijft) en te trachten de juiste sfeer te scheppen om de mensen in staat te stellen zich uit te drukken. Dit kan betekenen dat een minder formele en minder rigide aanpak moet worden gevolgd dan bij kwantitatief onderzoek.
Aangenomen wordt dat mensen voortdurend proberen betekenis toe te kennen aan hun ervaring. Daarom zou het geen zin hebben het onderzoek te beperken tot de visie of het begrip van de onderzoeker van de situatie en dan te verwachten iets nieuws te leren over de ervaring van de deelnemers. Bijgevolg kunnen de gebruikte methoden opener, minder eng en meer verkennend zijn (vooral wanneer over een bepaald onderwerp zeer weinig bekend is). De onderzoekers zijn vrij om verder te gaan dan het eerste antwoord dat de deelnemer geeft en te vragen waarom, hoe, op welke manier enz. Op die manier kunnen latere vragen worden afgestemd op de zojuist gegeven antwoorden.
Qualitatief onderzoek betreft vaak een kleiner aantal deelnemers. Dit kan zijn omdat de gebruikte methoden, zoals diepte-interviews, tijd- en arbeidsintensief zijn, maar ook omdat een groot aantal mensen niet nodig is voor statistische analyse of om generalisaties uit de resultaten te kunnen trekken.
Het kleinere aantal mensen dat gewoonlijk bij kwalitatief onderzoek betrokken is en de grotere mate van flexibiliteit maken het onderzoek geenszins “minder wetenschappelijk” dan een typisch kwantitatief onderzoek waarbij meer proefpersonen betrokken zijn en dat op een veel rigide wijze wordt uitgevoerd. De doelstellingen van de twee soorten onderzoek en de onderliggende filosofische veronderstellingen zijn gewoon verschillend. Zoals besproken in het gedeelte over “filosofieën die richting geven aan het onderzoek”, betekent dit echter niet dat de twee benaderingen niet in een en dezelfde studie kunnen worden gebruikt.
Pragmatische benadering van onderzoek (mixed methods)
De pragmatische benadering van wetenschap houdt in dat de methode wordt gebruikt die het meest geschikt lijkt voor het onderzoeksprobleem en dat men niet verstrikt raakt in filosofische debatten over wat de beste benadering is. Pragmatische onderzoekers gunnen zich daarom de vrijheid om alle methoden, technieken en procedures te gebruiken die typisch zijn voor kwantitatief of kwalitatief onderzoek. Zij erkennen dat elke methode haar beperkingen heeft en dat de verschillende benaderingen complementair kunnen zijn.
Zij kunnen ook verschillende technieken tegelijk of na elkaar gebruiken. Zij kunnen bijvoorbeeld beginnen met persoonlijke interviews met verschillende mensen of een focusgroep houden en vervolgens de bevindingen gebruiken om een vragenlijst op te stellen om de attitudes te meten in een grootschalige steekproef met het doel statistische analyses uit te voeren.
Afhankelijk van welke maatregelen zijn gebruikt, worden de verzamelde gegevens op de juiste manier geanalyseerd. Soms is het echter mogelijk kwalitatieve gegevens om te zetten in kwantitatieve en omgekeerd, hoewel het omzetten van kwantitatieve gegevens in kwalitatieve gegevens niet erg gebruikelijk is.
De mogelijkheid om verschillende benaderingen te combineren heeft het voordeel dat triangulatie mogelijk wordt. Triangulatie is een veel voorkomend kenmerk van mixed methods-studies. Het gaat bijvoorbeeld om:
- het gebruik van een verscheidenheid aan databronnen (data triangulatie)
- het gebruik van verschillende onderzoekers (onderzoeker triangulatie)
- het gebruik van meerdere perspectieven om de resultaten te interpreteren (theorie triangulatie)
- het gebruik van meerdere methoden om een onderzoeksprobleem te bestuderen (methodologische triangulatie)
In sommige studies worden tegelijkertijd kwalitatieve en kwantitatieve methoden gebruikt. In andere studies wordt eerst de ene aanpak gebruikt en vervolgens de volgende, waarbij het tweede deel van de studie wellicht voortbouwt op de resultaten van de eerste. Zo kan bijvoorbeeld een kwalitatief onderzoek met diepte-interviews of focusgroepdiscussies dienen om informatie te verkrijgen die vervolgens wordt gebruikt om bij te dragen tot de ontwikkeling van een experimentele maatregel of attitude-schaal, waarvan de resultaten statistisch worden geanalyseerd.
Belangenbehartiging/participatieve benadering van onderzoek (emancipatoir)
Tot op zekere hoogte zijn onderzoekers die een belangenbehartiging/participatieve benadering hanteren van mening dat de tot dusver beschreven benaderingen van onderzoek niet beantwoorden aan de behoeften of de situatie van mensen uit gemarginaliseerde of kwetsbare groepen. Aangezien zij ernaar streven een positieve verandering teweeg te brengen in het leven van de onderzoekspersonen, wordt hun benadering soms omschreven als emancipatoir. Het is geen neutrale houding. De onderzoekers zullen waarschijnlijk een politieke agenda hebben en proberen de groepen die zij bestuderen een stem te geven. Omdat zij willen dat hun onderzoek direct of indirect tot een of andere hervorming leidt, is het belangrijk dat zij de bestudeerde groep bij het onderzoek betrekken, bij voorkeur in alle stadia, om te voorkomen dat zij nog verder gemarginaliseerd raken.
De onderzoekers kunnen een minder neutrale positie innemen dan in wetenschappelijk onderzoek gebruikelijk is. Dit kan inhouden dat zij informeel interageren met of zelfs wonen tussen de deelnemers aan het onderzoek (die soms mede-onderzoekers worden genoemd als erkenning dat het onderzoek niet alleen over hen gaat maar ook door hen wordt uitgevoerd). De bevindingen van het onderzoek kunnen in meer persoonlijke bewoordingen worden gerapporteerd, vaak met gebruikmaking van de precieze woorden van de deelnemers aan het onderzoek. Hoewel dit soort onderzoek kan worden bekritiseerd omdat het niet objectief zou zijn, moet worden opgemerkt dat het voor sommige groepen mensen of voor bepaalde situaties noodzakelijk is, omdat anders geen toegang zou kunnen worden verkregen tot de gedachten, gevoelens of gedragingen van de verschillende leden van de groep of deze niet volledig zouden kunnen worden begrepen.
kwetsbare groepen bevinden zich zelden in een machtspositie binnen de samenleving. Daarom zijn onderzoekers soms lid van de groep die zij bestuderen of hebben zij iets gemeen met de leden van de groep.