Dood van Pierre en tweede Nobelprijs

Later werk

In 1921 maakte Marie Curie, vergezeld van haar twee dochters, een triomfantelijke reis naar de Verenigde Staten, waar president Warren G. Harding haar een gram radium overhandigde, gekocht als resultaat van een inzameling onder Amerikaanse vrouwen. Zij gaf lezingen, vooral in België, Brazilië, Spanje en Tsjechoslowakije. Zij werd door de Raad van de Volkenbond benoemd tot lid van de Internationale Commissie voor Intellectuele Samenwerking. Bovendien had zij het genoegen de ontwikkeling van de Curie Stichting in Parijs mee te maken en de opening in 1932 in Warschau van het Radium Instituut, waarvan haar zuster Bronisława directrice werd.

One of Marie Curie’s outstanding achievements was to have understood the need to accumulate intense radioactive sources, not only to treat illness but also to maintain an abundant supply for research in nuclear physics; the resultant stockpile was an unrivaled instrument until the appearance after 1930 of particle accelerators. De aanwezigheid in Parijs, in het Radium Instituut, van een voorraad van 1,5 gram radium waarin zich in de loop van enkele jaren radium D en polonium hadden opgehoopt, heeft op beslissende wijze bijgedragen tot het succes van de experimenten die in de jaren rond 1930 werden ondernomen en met name van die welke Irène Curie uitvoerde samen met Frédéric Joliot, met wie zij in 1926 was getrouwd (zie Joliot-Curie, Frédéric en Irène). Dit werk effende de weg voor de ontdekking van het neutron door Sir James Chadwick en vooral voor de ontdekking in 1934 door Irène en Frédéric Joliot-Curie van kunstmatige radioactiviteit.

Een paar maanden na deze ontdekking overleed Marie Curie aan de gevolgen van leukemie, veroorzaakt door de inwerking van straling. Haar bijdrage aan de natuurkunde was enorm geweest, niet alleen in haar eigen werk, waarvan het belang was aangetoond door de toekenning van twee Nobelprijzen aan haar, maar ook door haar invloed op volgende generaties kernfysici en scheikundigen. Marie Curie schreef samen met Irène Joliot-Curie het artikel over radium voor de 13e editie (1926) van de Encyclopædia Britannica.

In 1995 werd de as van Marie Curie bijgezet in het Panthéon in Parijs; zij was de eerste vrouw die deze eer te beurt viel voor haar eigen verdiensten. Haar kantoor en laboratorium in het Curie Paviljoen van het Radium Instituut zijn bewaard gebleven als het Curie Museum.

De redactie van Encyclopaedia Britannica