Fimbria (bacteriologie)
In de bacteriologie is een fimbria (Latijn voor “franje”, meervoud fimbriae), door sommige wetenschappers ook wel “aanhechtingspilus” genoemd, een kort aanhangsel dat voorkomt bij veel Gram-negatieve en sommige Gram-positieve bacteriën, en dat dunner en korter is dan een flagellum. Dit aanhangsel heeft een diameter van 3-10 nanometer en kan tot enkele micrometers lang zijn. Fimbriae worden door bacteriën gebruikt om zich aan elkaar en aan dierlijke cellen en sommige levenloze voorwerpen vast te hechten. Een bacterie kan wel 1.000 fimbriae hebben. Fimbriae zijn alleen zichtbaar met behulp van een elektronenmicroscoop. Ze kunnen recht of buigzaam zijn.
Fimbriae bezitten adhesinen waarmee ze zich aan een soort substraat hechten, zodat de bacterie bestand is tegen afschuifkrachten en voedingsstoffen kan opnemen. E. coli gebruikt ze bijvoorbeeld om zich aan mannose-receptoren te hechten.
Sommige aërobe bacteriën vormen een zeer dun laagje aan het oppervlak van een bouilloncultuur. Deze laag, pellicule genaamd, bestaat uit vele aërobe bacteriën die zich met hun fimbriae aan het oppervlak hechten. Zo zorgen fimbriae ervoor dat de aërobe bacteriën zowel op de bouillon, waaruit zij voedingsstoffen halen, als in de buurt van de lucht kunnen blijven.
Alle fimbriae zijn pili; zij worden alleen fimbriae genoemd vanwege hun doel. De term “fimbria” kan verwijzen naar veel verschillende (structurele) soorten pilus, zoals veel verschillende soorten pili zijn gebruikt voor adhesie, een geval van convergente evolutie. Het Gene Ontology systeem behandelt fimbriae niet als een apart type aanhangsel, maar gebruikt in plaats daarvan het generieke pilus (GO:0009289) type.