GONAL-f 75 IE (5,5 microgram) poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Traceerbaarheid
Om de traceerbaarheid van biologische geneesmiddelen te verbeteren, dienen de naam en het chargenummer van het toegediende product duidelijk te worden geregistreerd.
Algemene aanbevelingen
GONAL-f is een krachtige gonadotrofe stof die milde tot ernstige bijwerkingen kan veroorzaken en mag alleen worden gebruikt door artsen die goed bekend zijn met onvruchtbaarheidsproblemen en de behandeling daarvan.
Gonadotropinetherapie vereist een zekere tijdsinzet van artsen en ondersteunende gezondheidswerkers, alsmede de beschikbaarheid van geschikte controlefaciliteiten. Voor een veilig en doeltreffend gebruik van GONAL-f bij vrouwen moet de respons van de eierstokken regelmatig worden gecontroleerd met echografie, alleen of bij voorkeur in combinatie met meting van het serum oestradiolgehalte. Er kan een zekere mate van variabiliteit tussen patiënten bestaan in de respons op toediening van FSH, met een slechte respons op FSH bij sommige patiënten en een overdreven respons bij andere. Zowel bij mannen als bij vrouwen dient de laagste effectieve dosis in relatie tot het behandeldoel te worden gebruikt.
Porfyrie
Patiënten met porfyrie of een familiegeschiedenis van porfyrie dienen tijdens de behandeling met GONAL-f nauwlettend in de gaten te worden gehouden. Verslechtering of een eerste optreden van deze aandoening kan stopzetting van de behandeling noodzakelijk maken.
Behandeling bij vrouwen
Voordat de behandeling wordt gestart, moet de onvruchtbaarheid van het paar zo nodig worden beoordeeld en moeten mogelijke contra-indicaties voor zwangerschap worden geëvalueerd. In het bijzonder moeten patiënten worden beoordeeld op hypothyreoïdie, adrenocorticale deficiëntie en hyperprolactinemie en moet de juiste specifieke behandeling worden gegeven.
Patiënten die stimulatie van folliculaire groei ondergaan, hetzij als behandeling voor anovulatoire onvruchtbaarheid of ART-procedures, kunnen eierstokvergroting ervaren of hyperstimulatie ontwikkelen. Naleving van de aanbevolen dosis en het aanbevolen toedieningsschema van GONAL-f en zorgvuldige controle van de therapie zullen de incidentie van dergelijke voorvallen tot een minimum beperken. Voor een nauwkeurige interpretatie van de indices van follikelontwikkeling en -rijping dient de arts ervaring te hebben met de interpretatie van de relevante tests.
In klinische studies werd een toename van de ovariële gevoeligheid voor GONAL-f aangetoond wanneer het samen met lutropine alfa werd toegediend. Als een verhoging van de FSH-dosis aangewezen wordt geacht, moet de dosis bij voorkeur met tussenpozen van 7-14 dagen worden aangepast en bij voorkeur met stappen van 37,5-75 IE.
Er is geen directe vergelijking van GONAL-f/LH met humaan menopauzaal gonadotrofine (hMG) uitgevoerd. Vergelijking met historische gegevens suggereert dat het ovulatiepercentage verkregen met GONAL-f/LH vergelijkbaar is met dat verkregen met hMG.
Ovarieel Hyperstimulatiesyndroom (OHSS)
Een zekere mate van eierstokvergroting is een verwacht effect van gecontroleerde ovariële stimulatie. Het komt vaker voor bij vrouwen met polycysteus ovariumsyndroom en verdwijnt meestal zonder behandeling.
In tegenstelling tot ongecompliceerde eierstokvergroting, is OHSS een aandoening die zich in toenemende mate kan manifesteren. Het omvat een duidelijke vergroting van de eierstokken, hoge serum sex steroïden, en een toename van de vasculaire permeabiliteit die kan resulteren in een ophoping van vocht in de peritoneale, pleurale en, in zeldzame gevallen, pericardiale holten.
De volgende symptomatologie kan worden waargenomen in ernstige gevallen van OHSS: buikpijn, abdominale distensie, ernstige vergroting van de eierstokken, gewichtstoename, dyspneu, oligurie en gastro-intestinale symptomen waaronder misselijkheid, braken en diarree. Klinische evaluatie kan hypovolemie, hemoconcentratie, elektrolytische onevenwichtigheden, ascites, hemoperitoneum, pleurale effusie, hydrothorax of acute pulmonale distress aantonen. Zeer zelden kan ernstige OHSS worden gecompliceerd door ovariële torsie of trombo-embolische voorvallen zoals longembolie, ischemische beroerte of myocardinfarct.
Onafhankelijke risicofactoren voor het ontwikkelen van OHSS zijn onder meer polycysteus ovariumsyndroom hoge absolute of snel stijgende serum oestradiolspiegels (bijv. > 900 pg/mL of > 3.300 pmol/L bij anovulatie; > 3.000 pg/mL of > 11.000 pmol/L bij ART) en een groot aantal zich ontwikkelende eierstokfollikels (bijv.bv. > 3 follikels van ≥ 14 mm in diameter bij anovulatie; ≥ 20 follikels van ≥ 12 mm in diameter bij ART).
Handhaving van de aanbevolen GONAL-f dosis en toedieningsschema kan het risico van ovariële hyperstimulatie minimaliseren (zie rubrieken 4.2 en 4.8). Monitoring van stimulatiecycli door middel van echoscopie en oestradiolmetingen wordt aanbevolen om risicofactoren vroegtijdig vast te stellen.
Er zijn aanwijzingen dat hCG een sleutelrol speelt bij het uitlokken van OHSS en dat het syndroom ernstiger kan zijn en langer kan duren indien zwangerschap optreedt. Daarom, als tekenen van ovariële hyperstimulatie optreden zoals serum oestradiol niveau > 5,500 pg/mL of > 20,200 pmol/L en/of ≥ 40 follikels in totaal, wordt aanbevolen om hCG te onthouden en de patiënt aan te raden om zich te onthouden van coïtus of om barrière anticonceptie methoden te gebruiken gedurende ten minste 4 dagen. OHSS kan zich snel (binnen 24 uur) of gedurende meerdere dagen ontwikkelen tot een ernstige medische gebeurtenis. OHSS treedt meestal op na het stopzetten van de hormonale behandeling en bereikt zijn maximum na ongeveer zeven tot tien dagen na de behandeling. Daarom moeten patiënten gedurende ten minste twee weken na de toediening van hCG worden gevolgd.
In ART kan aspiratie van alle follikels vóór de ovulatie het optreden van hyperstimulatie verminderen.
Mild of matig OHSS verdwijnt meestal spontaan. Als ernstige OHSS optreedt, wordt aanbevolen om de gonadotropinebehandeling te stoppen als die nog aan de gang is, en de patiënt in het ziekenhuis op te nemen en een geschikte therapie te starten.
Meerlingzwangerschap
Bij patiënten die ovulatie-inductie ondergaan, is de incidentie van meerlingzwangerschap verhoogd in vergelijking met natuurlijke conceptie. De meerderheid van de meerlingzwangerschappen zijn tweelingen. Meerlingzwangerschap, vooral van hoge orde, geeft een verhoogd risico op nadelige maternale en perinatale gevolgen.
Om het risico van meerlingzwangerschap zo klein mogelijk te houden, wordt zorgvuldige controle van de ovariële respons aanbevolen.
Bij patiënten die ART-procedures ondergaan, hangt het risico van meerlingzwangerschap vooral samen met het aantal teruggeplaatste embryo’s, hun kwaliteit en de leeftijd van de patiënt.
De patiënten moeten voor het begin van de behandeling worden ingelicht over het mogelijke risico van meerlingzwangerschap.
Verlies van zwangerschap
De incidentie van verlies van zwangerschap door miskraam of abortus is hoger bij patiënten die stimulatie van de follikelgroei ondergaan voor ovulatie-inductie of ART dan na natuurlijke conceptie.
Ectopische zwangerschap
Vrouwen met een voorgeschiedenis van tubaaandoeningen lopen het risico van ectopische zwangerschap, ongeacht of de zwangerschap is verkregen door spontane conceptie of met vruchtbaarheidsbehandelingen. De prevalentie van buitenbaarmoederlijke zwangerschap na ART is hoger dan in de algemene bevolking.
Neoplasmen van het voortplantingssysteem
Er zijn meldingen van neoplasmen van de eierstokken en andere voortplantingssystemen, zowel goedaardige als kwaadaardige, bij vrouwen die meerdere behandelingen voor onvruchtbaarheidsbehandelingen hebben ondergaan. Het is nog niet vastgesteld of behandeling met gonadotropines het risico op deze tumoren bij onvruchtbare vrouwen verhoogt.
Aangeboren misvormingen
De prevalentie van aangeboren misvormingen na ART kan iets hoger zijn dan na spontane concepties. Dit wordt toegeschreven aan verschillen in ouderlijke kenmerken (bv. leeftijd van de moeder, kenmerken van het sperma) en meerlingzwangerschappen.
Trombo-embolische voorvallen
Bij vrouwen met recente of lopende trombo-embolische aandoeningen of vrouwen met algemeen erkende risicofactoren voor trombo-embolische voorvallen, zoals een persoonlijke of familiale voorgeschiedenis, kan behandeling met gonadotropines het risico op verergering of het optreden van dergelijke voorvallen verder verhogen. Bij deze vrouwen moeten de voordelen van toediening van gonadotrofinen worden afgewogen tegen de risico’s. Er moet echter worden opgemerkt dat zowel zwangerschap zelf als OHSS een verhoogd risico op trombo-embolische voorvallen met zich meebrengen.
Behandeling bij mannen
Een verhoogde endogene FSH-spiegel wijst op primair testiculair falen. Dergelijke patiënten reageren niet op een behandeling met GONAL-f/hCG. GONAL-f mag niet worden gebruikt wanneer geen effectieve respons kan worden verkregen.
Semenanalyse wordt aanbevolen 4 tot 6 maanden na het begin van de behandeling als onderdeel van de beoordeling van de respons.
Sodium content
GONAL-f contains less than 1 mmol sodium (23 mg) per dose, i.e. it is essentially “sodium-free”.