Groene algen
Groene algen, leden van de divisie Chlorophyta, die tussen 9.000 en 12.000 soorten omvat. De fotosynthetische pigmenten (chlorofylen a en b, caroteen en xanthofyll) zijn in dezelfde verhoudingen aanwezig als bij hogere planten. De typische groene algencel, die beweeglijk of niet-beweeglijk kan zijn, heeft een centrale vacuole, pigmenten in plastiden die per soort in vorm kunnen verschillen, en een celwand van cellulose en pectine die uit twee lagen bestaat. Voedsel wordt opgeslagen als zetmeel in pyrenoïden (eiwitachtige kernen binnen de plastiden). Groenwieren, variabel in grootte en vorm, omvatten eencellige (Chlamydomonas, desmids), koloniale (Hydrodictyon, Volvox), draadvormige (Spirogyra, Cladophora), en buisvormige (Actebularia, Caulerpa) vormen. Seksuele voortplanting is gebruikelijk, met gameten die twee of vier flagellen hebben. Aseksuele voortplanting vindt plaats door celdeling (Protococcus), beweeglijke of niet-beweeglijke sporen (Ulothrix, Oedogonium), en fragmentatie.
De meeste groene algen komen voor in zoet water, meestal vastgehecht op ondergedompelde rotsen en hout of als schuim op stilstaand water; er zijn ook terrestrische en mariene soorten. Vrij zwevende microscopische soorten dienen als voedsel- en zuurstofbron voor in het water levende organismen. Groene algen zijn ook belangrijk voor de evolutionaire studie van planten; de eencellige Chlamydomonas wordt beschouwd als gelijkend op de voorouderlijke vorm waaruit waarschijnlijk landplanten zijn voortgekomen.