Hierom hebben haaien een voorkeur voor zout water

Als je bang bent voor haaien, is er een eenvoudige manier om ze te vermijden: blijf uit de buurt van oceanen vol met haaien en kies in plaats daarvan voor een zoetwaterplek. Maar waarom? Wat houdt deze zoetwaterplaatsen precies haaienvrij? Een nieuwe studie geeft een verklaring: de meeste haaien zouden in zoet water eigenlijk zinken.

Scott Sutherland van het Weer Netwerk bericht over een nieuwe studie die aantoont dat haaien moeite hebben om in zoet water te blijven drijven. Een team van biologen uit de Verenigde Staten en Australië vroeg zich af waarom er zo weinig haaiensoorten in zoetwatergebieden voorkomen. Volgens de heersende theorieën zou iets in de fysieke structuur van haaien het voor hen moeilijk maken om in zoetere wateren te overleven.

De onderzoekers gebruikten een hydromechanisch model om te bestuderen hoe de fysiologie van haaien het drijfvermogen beïnvloedt. Zoals Sutherland uitlegt, hebben haaien geen zwemblaas – een met gas gevuld orgaan dat andere beenvissen helpt te drijven. Maar ze hebben wel extra grote levers, die voor enig drijfvermogen zorgen en ervoor zorgen dat ze niet naar de oceaanbodem zinken.

Maar zoet water verandert de hoeveelheid drijfvermogen die de lever van de haai kan leveren. De onderzoekers ontdekten dat wanneer haaien in zoet water zwemmen, zij twee tot drie keer minder drijfvermogen hebben dan wanneer zij in zout water zwemmen. Om op dezelfde manier te blijven drijven als in zout water, zouden haaien een lever nodig hebben die acht keer zo groot is – onrealistisch voor een orgaan dat al het grootste in het lichaam van een haai is.

“Ter referentie, de lever van een volgroeide, 1 ton wegende grote witte haai kan de weegschaal laten doorslaan tot 250 kilogram – meer dan 3,5x de massa van de gemiddelde mannelijke mens,” merkt Sutherland op. Dat betekent dat de haai een lever van twee ton zou moeten dragen om in zoet water te kunnen drijven – dat is twee keer zijn huidige massa.

Het lijkt er dus op dat oceaanminnende haaien zich niet snel zullen aanpassen aan zoet water. Maar denk niet dat dat betekent dat je nooit een vin in zoet water zult zien. Er zijn een paar rivierhaaien, zoals de boeghaai, die zich hebben aangepast aan minder zoute omgevingen; hun levers, zo bleek uit de studie, zijn minder dicht dan die van zeehaaien, wat hen helpt te blijven drijven.

Hoewel het aantal zoetwaterhaaien afneemt, kunnen ze nog steeds een bedreiging vormen voor mensen. Bij nader inzien is het kinderzwembad misschien toch niet zo’n slechte zwemplek.