Honderdjarige Oorlog
De naam Honderdjarige Oorlog wordt sinds het begin van de negentiende eeuw door historici gebruikt om het langdurige conflict te beschrijven dat de koningen en koninkrijken van Frankrijk en Engeland van 1337 tot 1453 tegenover elkaar plaatste. Twee factoren lagen aan de oorsprong van het conflict: ten eerste de status van het hertogdom Guyenne (of Aquitaine) – hoewel het toebehoorde aan de koningen van Engeland, bleef het een leengoed van de Franse kroon, en de koningen van Engeland wilden onafhankelijk bezit; ten tweede maakten de koningen van Engeland, als naaste verwanten van de laatste directe Capetiaanse koning (Karel IV, die in 1328 was gestorven), vanaf 1337 aanspraak op de kroon van Frankrijk.
In theorie waren de Franse koningen, die de financiële en militaire middelen bezaten van de dichtstbevolkte en machtigste staat in West-Europa, in het voordeel ten opzichte van het kleinere, dunner bevolkte Engelse koninkrijk. Het Engelse expeditieleger, goed gedisciplineerd en met succes gebruik makend van hun lange bogen om cavaleriecharges tegen te houden, bleek echter herhaaldelijk te zegevieren over veel grotere Franse troepen: belangrijke overwinningen vonden plaats over zee bij Sluys (1340), en over land bij Crecy (1346) en Poitiers (1356). In 1360 werd koning Jan van Frankrijk, om zijn titel te redden, gedwongen het Verdrag van Calais te aanvaarden, dat volledige onafhankelijkheid verleende aan het hertogdom Guyenne, dat nu aanzienlijk was uitgebreid en bijna een derde van Frankrijk omvatte. Zijn zoon Karel V, met de hulp van zijn opperbevelhebber Bertrand du Guesclin, was er echter in 1380 in geslaagd bijna al het afgestaane gebied te heroveren, met name door een reeks belegeringen.
Na een onderbreking hervatte Hendrik V van Engeland de oorlog en zegevierde bij Agincourt (1415), veroverde Normandië (1417-1418), en probeerde vervolgens zichzelf te laten kronen als de toekomstige koning van Frankrijk door het Verdrag van Troyes (1420). Maar zijn militaire successen werden niet geëvenaard door politieke successen: hoewel geallieerd met de hertogen van Bourgondië, weigerde de meerderheid van de Fransen de Engelse overheersing. Dankzij Jeanne d’Arc werd het beleg van Orléans opgeheven (1429). Vervolgens werden Parijs en de lle-de-France bevrijd (1436-1441), en nadat het Franse leger was gereorganiseerd en hervormd (1445-1448), heroverde Karel VII het hertogdom Normandië (de Slag bij Formigny, 1450), en nam vervolgens Guyenne in (de Slag bij Castillon, 1453). Het einde van het conflict werd nooit gemarkeerd door een vredesverdrag, maar stierf uit omdat de Engelsen erkenden dat de Franse troepen te sterk waren om rechtstreeks te worden geconfronteerd.
Engels grondgebied in Frankrijk, dat sinds 1066 omvangrijk was geweest (zie Hastings, Slag bij) bleef nu beperkt tot de Kanaalhaven Calais (verloren in 1558). Frankrijk, eindelijk vrij van de Engelse invallers, hernam zijn plaats als de dominante staat van West-Europa.