Hydroxide

Hydroxide, een chemische verbinding die een of meer groepen bevat, elk bestaande uit een atoom van elk zuurstof en waterstof aan elkaar gebonden en functionerend als het negatief geladen ion OH-. Het positief geladen gedeelte van de verbinding is gewoonlijk het ion van een metaal (b.v. natrium, magnesium, of aluminium), hoewel het ook een organische groep kan zijn (b.v. guanidinium of tetramethylammonium). Het verdient de voorkeur om de aanwezigheid van de niet-geïoniseerde, covalent gebonden hydroxylgroep OH te karakteriseren met het voorvoegsel hydroxy, zoals in de organische verbinding hydroxyazijnzuur, CH2OHCOOH, of met het achtervoegsel ol, zoals in methanol, CH3OH, en in coördinatieverbindingen met het voorvoegsel hydroxo, zoals in kaliumtetrahydroxoauraat, KAu(OH)4.

De hydroxiden omvatten de bekende alkaliën van het laboratorium en de industriële processen. De hydroxiden van de alkalimetalen, lithium, natrium, kalium, rubidium en cesium, zijn de sterkste basen en de meest stabiele en oplosbare van de hydroxiden. Natriumhydroxide, NaOH, ook bekend als bijtende soda of loog, is van groot industrieel belang. Calcium, barium en strontium – alle aardalkalimetalen – vormen oplosbare hydroxiden die sterke basen zijn, maar minder stabiel dan de alkalihydroxiden. Calciumhydroxide, Ca(OH)2, algemeen bekend als gebluste kalk, is hiervan de meest voorkomende. Met uitzondering van thalliumhydroxide (TlOH) zijn de hydroxiden van andere metalen, zoals magnesium, ijzer, bismut, nikkel, kobalt en koper, slechts matig oplosbaar in water, maar neutraliseren zuren. De hydroxiden van beryllium, lood, zink, aluminium, driewaardig chroom, tweewaardig tin, driewaardig goud en bepaalde andere metalen vertonen zowel zure als basische eigenschappen, d.w.z. dat zij oplossen in wateroplossingen van basen of zuren. Hydroxiden en andere stoffen, zoals oxiden en sulfiden, met deze dubbele eigenschappen worden amfotere stoffen genoemd.