Knie-instabiliteit

Patellaire (knieschijf) instabiliteit is het gevolg van een of meer dislocaties of gedeeltelijke dislocaties (subluxaties). Patella is het kleine stukje bot voor de knie dat tijdens buig- en strekbewegingen op en neer glijdt in de femorale groef (groef in het dijbeen). De ligamenten aan de binnen- en buitenzijde van de knieschijf houden de knieschijf in de femurgroef en voorkomen dat de knieschijf uit de groef glijdt.

Aantasting van deze ligamenten kan ertoe leiden dat de knieschijf gedeeltelijk (subluxatie) of geheel (dislocatie) uit de groef glijdt. Deze scheefstand kan de onderliggende zachte structuren, zoals spieren en ligamenten die de knieschijf op zijn plaats houden, beschadigen. Eenmaal beschadigd zijn deze zachte structuren niet meer in staat om de patella (knieschijf) op zijn plaats te houden. Herhaalde subluxatie of dislocatie maakt de knie onstabiel en de aandoening wordt knie-instabiliteit genoemd.

Patiënten met knie-instabiliteit ervaren verschillende tekenen en symptomen, zoals:

  • Pijn, vooral bij het opstaan vanuit een zittende positie
  • Gevoel van onvastheid of neiging van de knie om te “wijken” of “knikken”
  • Recidiverende subluxatie
  • Recidiverende dislocatie
  • Erge pijn, zwelling en kneuzing van de knie onmiddellijk na subluxatie of dislocatie
  • Visbare misvorming en functieverlies van de knie treden vaak op na subluxatie of dislocatie
  • Sensatieveranderingen zoals gevoelloosheid of zelfs gedeeltelijke verlamming kunnen optreden onder de dislocatie als gevolg van druk op zenuwen en bloedvaten

Verschillende factoren en aandoeningen kunnen patella-instabiliteit veroorzaken. Vaak kan een combinatie van factoren deze abnormale sporing veroorzaken en omvatten de volgende:

  • Anatomische afwijking: Platvoeten of ingezakte bogen en aangeboren afwijkingen in de vorm van het knieschijfbeen kunnen een verkeerde uitlijning van het kniegewricht veroorzaken.
  • Een abnormale “Q”-hoek: De “Q”-hoek is een medische term die wordt gebruikt om de hoek tussen de heupen en de knieën te beschrijven. Hoe groter de “Q”-hoek, zoals bij patiënten met Knock Knees, hoe meer de quadriceps aan de knieschijf trekken, wat scheefstand veroorzaakt.
  • Patellofemorale artritis: Patellaire scheefstand veroorzaakt ongelijkmatige slijtage en kan uiteindelijk leiden tot artritische veranderingen aan het gewricht.
  • Slechte spierbalans: De quadriceps, de voorste dijspieren, helpen de knieschijf op zijn plaats te houden tijdens het bewegen. Zwakke dijspieren kunnen leiden tot een abnormale geleiding van de knieschijf, waardoor deze subluxeert of uit de kom schiet.

Uw chirurg stelt de diagnose aan de hand van uw medische voorgeschiedenis en lichamelijke bevindingen. Hij kan ook opdracht geven tot bepaalde tests zoals röntgenfoto’s, MRI- of CT-scans om de diagnose te bevestigen.

De behandeling van instabiliteit hangt af van de ernst van de aandoening en is gebaseerd op de diagnostische rapporten. In eerste instantie kan uw chirurg conservatieve behandelingen aanbevelen, zoals fysiotherapie, het gebruik van braces en steunzolen. Pijnstillende medicatie kan worden voorgeschreven voor symptomatische verlichting. Wanneer deze conservatieve behandelingen echter geen bevredigend resultaat opleveren, kan een chirurgische correctie worden aanbevolen.

Afhankelijk van het type en de ernst van het letsel beslist de chirurg over de chirurgische correctie. Een laterale retinaculaire release kan worden uitgevoerd waarbij de chirurg de strakke ligamenten aan de laterale zijde (buitenzijde) van de patella losmaakt, of doorsnijdt, zodat de patella gemakkelijker in de femorale groef kan glijden.

Uw chirurg kan ook een procedure uitvoeren om het quadriceps-mechanisme opnieuw uit te lijnen door de pezen aan de binnenzijde of mediale zijde van de knie aan te spannen.

Als de scheefstand ernstig is, wordt een tibiale tuberkel transfer (TTT) uitgevoerd. Bij deze ingreep verwijdert de chirurg een stukje bot waar de kniepees aan het scheenbeen vastzit. Het botgedeelte wordt dan verschoven en goed uitgelijnd met de patella en met twee schroeven weer aan het scheenbeen vastgemaakt.

Na de operatie kan een revalidatieprogramma worden aanbevolen voor betere resultaten en sneller herstel.