Oeroude Joodse Geschiedenis: De Menora
Eén van de oudste symbolen van het joodse geloof is de menora, een zevenarmige kandelaar die in de Tempel werd gebruikt.
Er wordt wel gezegd dat de menora een symbool is van de natie Israël en haar missie om “een licht voor de volkeren” te zijn. (Jesaja 42:6). De wijzen benadrukken dat licht geen gewelddadige kracht is; Israël moet zijn missie volbrengen door een voorbeeld te stellen, niet door geweld te gebruiken. Dit idee wordt benadrukt in het visioen van de profeet Zacharia, die een menora ziet, en G-d verklaart: “Niet door macht, noch door kracht, maar door Mijn geest.” (Zacharia 4:1-6)
De kohaniem staken elke avond de menora in het Heiligdom aan en maakten hem elke ochtend schoon door de lonten te vervangen en verse olijfolie in de kopjes te doen. De illustratie op deze pagina is gebaseerd op instructies voor de bouw van de menora in Exodus 25:31-40.
De lampenstandaard in de synagogen van vandaag, de ner tamid (de voortdurende lamp; gewoonlijk vertaald als de eeuwige vlam) genoemd, staat symbool voor de menora.
De negenarmige menora die op Chanoeka wordt gebruikt, is meestal naar deze menora gemodelleerd, omdat Chanoeka het wonder herdenkt dat een dag olie voor deze menora acht dagen meeging.
De menora in de Eerste en Tweede Tempel had zeven takken. Nadat de Tempels waren verwoest, ontwikkelde zich een traditie om niets uit de Tempel te dupliceren en daarom hadden menora’s niet langer zeven takken. Het gebruik van menora’s met zes takken werd populair, maar in de moderne tijd zijn sommige rabbijnen teruggekeerd naar de menora’s met zeven takken, met het argument dat ze niet hetzelfde zijn als die in de Tempel werden gebruikt, omdat die van vandaag geëlektrificeerd zijn.