Rassenverhoudingen
Robert E. Park van de Universiteit van Chicago bedacht de term “cyclus van rassenverhoudingen”, die hij beschouwde als een universeel patroon dat ontstaat wanneer rassen met elkaar in contact komen. De cyclus zou worden aangestuurd door subjectieve attitudes die leden van rassen voelen ten opzichte van andere rassen. Park meende dat rassenverhoudingen aanvankelijk vijandig zijn, maar na verloop van tijd ontdooien.
De stappen in Park’s cyclus waren contact, concurrentie, aanpassing en assimilatie. Park voerde geen studies uit over etnische groepen om te controleren of zijn cyclus de werkelijkheid benaderde. Zijn studenten testten zijn ideeën echter door gemeenschappen van Chinese en Japanse afkomst in de Verenigde Staten te bestuderen en ontdekten dat, in tegenstelling tot Park’s theorie, het overnemen van de blanke cultuur niet leidde tot acceptatie door blanke Amerikanen. Park verwierp zijn theorie niet, ondanks de mislukkingen om deze te verifiëren.
In 1919 zetten blanke inwoners van Chicago aan tot massamoord op zwarte inwoners, een gebeurtenis die bekend staat als de Chicago race riot van 1919. Na deze gewelddadige gebeurtenis richtte het stadsbestuur de Chicago Commission on Race Relations op. Deze bestond geheel uit mannen, zes Afro-Amerikanen en zes Europees-Amerikanen.
Socioloog Everett Hughes publiceerde een verzameling van Park’s artikelen in 1950, zeven jaar na Park’s dood. Het begin van de Civil Rights Movement in de jaren 1950 wekte belangstelling voor de studie van rassen, en Park’s werk werd een van de grondleggende teksten in het opkomende vakgebied dat “rassenverhoudingen” werd genoemd. Afro-Amerikaanse wetenschappers waren op dit gebied slechts symbolisch vertegenwoordigd.
Omdat het vakgebied van de rassenverhoudingen een gestage vooruitgang voorstelde, kon het de radicale omwentelingen van de Beweging voor Burgerrechten in de jaren zestig niet voorspellen. Everett Hughes hield een toespraak voor de American Sociological Association (waarvan hij voorzitter was), getiteld Race Relations and the Sociological Imagination, waarin Hughes het falen van de voorspelling toegaf: “Waarom hebben sociale wetenschappers – en sociologen in het bijzonder – de explosie van collectieve actie van neger-Amerikanen in de richting van onmiddellijke volledige integratie in de Amerikaanse samenleving niet voorzien?”
In het Kerner Report, dat in 1967 in opdracht van de Amerikaanse regering de oorzaken van de rassenrellen van de jaren zestig bestudeerde, stond dat de rellen van Watts van 1965 “iedereen schokten die erop had vertrouwd dat de rassenverhoudingen in het Noorden verbeterden.” Het rapport verduidelijkte dat de belangrijkste oorzaak van de rellen blank racisme was, en beval maatregelen aan om werkgelegenheid te scheppen en de politie te hervormen. President Lyndon B. Johnson legde de aanbevelingen van het rapport naast zich neer.
In de jaren zeventig probeerden sommige sociologen het begrip rassenverhoudingen te vervangen door het bestuderen van raciale onderdrukking. Zo werd in 1972 in het boek Racial Oppression in America van Bob Blauner het paradigma van de rassenverhoudingen ter discussie gesteld.