René Descartes

Inleiding | Leven | Werk | Boeken

René Descartes
René Descartes
(Portret door Frans Hals, 1649)

Inleiding

René Descartes (1596 – 1650) was een Frans filosoof, wiskundige, wetenschapper en schrijver uit het Tijdperk van de Rede. Hij wordt wel de “Vader van de Moderne Filosofie” genoemd, en veel van de latere westerse filosofie kan worden gezien als een reactie op zijn geschriften. Hij is verantwoordelijk voor een van de bekendste citaten in de filosofie: “Cogito, ergo sum” (“Ik denk, dus ik ben”).

Hij was een pionier en een belangrijke figuur in het 17e eeuwse Continentale Rationalisme (vaak bekend als Cartesianisme), later bepleit door Baruch Spinoza en Gottfried Leibniz, en bestreden door de Britse Empiricistische school van denken van Hobbes, Locke, Berkeley en Hume. Hij betekende een belangrijke breuk met het Aristotelianisme en de Scholastiek van de Middeleeuwen.

Zijn bijdrage aan de wiskunde was ook van de eerste orde, als de uitvinder van het Cartesiaanse coördinatenstelsel en de grondlegger van de analytische meetkunde, cruciaal voor de uitvinding van de calculus en de wiskundige analyse. Hij was ook een van de sleutelfiguren in de wetenschappelijke revolutie van de 16e en 17e eeuw.

Leven

Descartes (uitgesproken als dag-CART) werd op 31 maart 1596 geboren in de stad La Haye en Touraine (sindsdien omgedoopt tot Descartes) in de Loirevallei in Midden-Frankrijk. Zijn vader, Joachim Descartes, was een drukbezet advocaat en magistraat in het Hooggerechtshof, en zijn moeder, Jeanne (née Brochard), stierf aan tuberculose toen René slechts één jaar oud was. René en zijn broer en zus, Pierre en Jeanne, werden daarom voornamelijk door hun grootmoeder opgevoed.

Van 1604 tot 1612 ging hij naar het jezuïetencollege Royal Henry-Le-Grand in La Flèche, Anjou, waar hij klassieke talen, logica en traditionele Aristotelische filosofie studeerde. Zijn gezondheidstoestand was slecht en hij kreeg toestemming om tot 11 uur ’s morgens in bed te blijven, een gewoonte die hij de rest van zijn leven heeft volgehouden. Vervolgens studeerde hij enige tijd in Parijs wiskunde, alvorens rechten te gaan studeren aan de universiteit van Poitiers, overeenkomstig de wens van zijn vader dat hij advocaat zou worden, en hij behaalde zijn bul in 1616.

Hierna liet hij zijn opleiding echter voor wat het was en bracht hij enkele jaren door met reizen en het ervaren van de wereld (hij beweerde later dat zijn formele opleiding weinig substantieels had opgeleverd). In deze tijd (1618) ontmoette hij de Nederlandse filosoof en wetenschapper Isaac Beeckman (1588 – 1637) tijdens een wandeling door Breda, die zijn belangstelling voor wiskunde en de nieuwe natuurkunde aanwakkerde.

In 1622 keerde hij terug naar Frankrijk, en kort daarna verkocht hij al zijn bezittingen in La Haye, waarvan hij de opbrengst investeerde in obligaties, die hem voor de rest van zijn leven een comfortabel inkomen verschaften. Hij keerde terug om zich in 1628 in Holland te vestigen. Het jaar daarop werd hij lid van de Universiteit van Franeker, het jaar daarop van de Universiteit van Leiden en in 1635 staat te boek dat hij aan de Universiteit van Utrecht studeerde. Hij kreeg een dochter, Francine, na een relatie in Amsterdam met een dienstmeisje, Helène Jans, hoewel Francine op vijfjarige leeftijd overleed. In de jaren tussen 1628 en 1649 woonde hij op 14 verschillende adressen in 10 verschillende Nederlandse steden.

Het was gedurende deze 20 jaar van veelvuldige verhuizingen dat hij bijna al zijn belangrijke werken over filosofie, wiskunde en wetenschap schreef. De publicatie van zijn eerste werk, “Le Monde” (“De Wereld”), geschreven tussen 1629 en 1633, stelde hij handig uit, vanwege de veroordeling van de werken van Galileo Galilei (1564 – 1642) en Nicolaus Copernicus (1473 – 1543) door de Rooms-Katholieke Kerk in 1633. De bekendste van zijn werken zijn de “Discours de la méthode pour bien conduire sa Raison et chercher la Vérité dans les Sciences” (“Vertoog over de methode”) van 1637, zijn eerste rationalistische visie op de vooruitgang van de menselijke kennis; de “Meditationes de Prima Philosophia” (“Meditaties over de Eerste Filosofie”) van 1641, een meer formele uiteenzetting van zijn centrale leerstellingen, in het Latijn; en de “Principia Philosophiae” (“Beginselen der Wijsbegeerte”) van 1644, een nog systematischere en meer omvattende uiteenzetting van zijn opvattingen. Een tijdlang, in 1643, werd de Cartesiaanse filosofie veroordeeld door de Universiteit van Utrecht.

Descartes stierf aan longontsteking op 11 februari 1650 in Stockholm, Zweden, waar hij was uitgenodigd als leraar voor Koningin Christina van Zweden. Later werd zijn stoffelijk overschot naar Frankrijk overgebracht en begraven in de kerk van Sainte-Geneviève-du-Mont in Parijs, om vervolgens tijdens de Franse Revolutie te worden opgegraven en begraven in het Panthéon tussen de andere grote denkers van Frankrijk. Momenteel bevindt zijn graf zich in de kerk van Saint-Germain-des-Prés in Parijs, en zijn hersenen in het Musée de l’Homme.

Werk Terug naar boven

Descartes leefde in een zeer sceptische periode, in een tijd voordat de wetenschap zoals wij die kennen bestond, en na een lange periode van relatieve stagnatie in het filosofische denken tijdens de door de Kerk gedomineerde en door Aristoteles beïnvloede late Middeleeuwen. Zowel in zijn academisch werk als in zijn ervaring van de wereld in het algemeen was hij onder de indruk geraakt van het besef dat er geen zekere manier leek te bestaan om kennis te verwerven, en hij zag het als zijn voornaamste taak om op epistemologisch gebied vast te stellen wat zekere kennis zou kunnen zijn als een opstapje naar het uiteindelijke streven naar waarheid. Zijn meer directe doel hierbij was om het wetenschappelijk onderzoek in een positie te brengen waarin het niet langer onderworpen was aan aanvallen van sceptici, en hij probeerde dit te doen door een soort preventief scepticisme, in wezen door sceptischer te zijn dan de sceptici.

De kern van Descartes’ filosofische methode was zijn weigering om het gezag van eerdere filosofen en zelfs het bewijs van zijn eigen zintuigen te accepteren, en alleen datgene te vertrouwen waarvan duidelijk en onmiskenbaar was dat het boven alle twijfel verheven was (een proces dat vaak wordt aangeduid als methodologisch scepticisme of Cartesiaanse twijfel of hyperbolische twijfel). Pas daarna stond hij zichzelf toe kennis te reconstrueren (stukje bij beetje, zodanig dat in geen enkel stadium de mogelijkheid van twijfel werd toegestaan weer binnen te sluipen) om een stevige basis voor echte kennis te verwerven en elk scepticisme te verdrijven.

Hij stelde voor zichzelf vier hoofdregels op in zijn denken:

  • Nooit iets accepteren behalve heldere en duidelijke ideeën.
  • Verdeel elk probleem op in zoveel delen als nodig zijn om het op te lossen.
  • Rangschik je gedachten van eenvoudig naar complex.
  • Controleer altijd grondig op vergissingen.

Door gebruik te maken van dit proces, dat hij gedetailleerd uiteenzette in zijn baanbrekende “Methodebeschouwing” van 1637 en uitbreidde in de “Meditaties over de eerste filosofie” van 1641, probeerde Descartes, door wat soms de methode van de twijfel wordt genoemd, te beperken tot wat zeker was en wat ook maar een zweem van twijfel bevatte. Hij realiseerde zich bijvoorbeeld dat hij zelfs aan iets ogenschijnlijk fundamenteels als het hebben van een lichaam kon twijfelen (het kon zijn dat hij er alleen maar van droomde of dat het een illusie was, gecreëerd door een boze demon), maar hij kon in geen geval betwijfelen of hij een geest had of dat hij kon denken. Hij volgde dit op met een zuiver, abstract gedachte-experiment. Hij stelde zich een boze geest voor (of “bedrieglijke demon”) wiens enige bedoeling was hem te misleiden, en vroeg zich af of er iets was waarover de demon hem niet zou kunnen misleiden. Zijn conclusie was de daad van het denken, dat de demon hem nooit kon doen geloven dat hij dacht terwijl dat niet zo was (omdat, tenslotte, zelfs een valse gedachte nog steeds een gedachte is).

Nadat hij dit enige onweerlegbare principe had vastgesteld, namelijk dat gedachten bestaan, stelde hij vervolgens dat, als iemand zich afvroeg of hij al dan niet bestond, de daad van het denken op zichzelf al het bewijs was dat hij inderdaad bestond: het beroemde “Je pense, donc je suis” (“Ik denk, dus ik ben”) – de soortgelijke uitspraak in het Latijn, “Cogito ergo sum” is te vinden in zijn latere “Beginselen van de Filosofie”. Vermeldenswaard is hier dat Descartes met “denken” niet alleen het conceptuele denken bedoelde, maar alle vormen van bewustzijn, ervaring, gevoelens, enz.

Hiermee alle twijfel weggenomen hebbende, werkte Descartes vervolgens aan het opnieuw opbouwen, of reconstrueren, van de wereld. Maar hij lette erop dat hij dit niet lukraak deed, maar alleen volgens zijn eigen zeer strikte regels, zodat de “opnieuw samengestelde wereld” niet dezelfde was als de oorspronkelijke, die hij stukje bij beetje had ontmanteld vanwege twijfels. De manier waarop hij dit bereikte (wat, het moet gezegd, vanuit een modern gezichtspunt als een goocheltruc overkomt) was door te stellen dat onder de inhoud van ons (bepaalde) bewustzijn het idee van God was, wat hij op zichzelf als bewijs voor het bestaan van God zag. Vervolgens betoogde hij dat, als wij de overweldigende indruk hebben van het bestaan van een concrete wereld om ons heen, zoals wij doen, een almachtige, alwetende en almachtige God ervoor zou zorgen dat zo’n wereld voor ons ook werkelijk bestaat. Bovendien beweerde hij dat de essentie van deze fysieke wereld uitdijing was (dat zij ruimte inneemt), in tegenstelling tot de uitdijingsloze wereld van de geest.

Paradoxaal genoeg was dit een essentiële stap voorwaarts in de wetenschap van de 17e eeuw, omdat hiermee een fysieke wereld werd vastgesteld die een wiskundig karakter had en de wiskundige natuurkunde kon worden gebruikt om haar te verklaren. Belangrijk is ook dat, zoals we hebben gezien, God weliswaar onmisbaar was voor Descartes’ methode om tot een fysische wereld te komen, maar dat het, toen zo’n wereld eenmaal was aanvaard, niet langer nodig was God te betrekken bij de beschrijving, meting en verklaring van hoe dingen werken. Zo werd het proces van de wetenschap bevrijd van theologische beperkingen en inmenging.

Descartes deed de zintuigen en de waarneming af als onbetrouwbaar, en om dit aan te tonen gebruikte hij het zogenaamde Was Argument. Dit draait om het idee dat een voorwerp van was, dat bepaalde eigenschappen heeft wat betreft grootte, kleur, geur, temperatuur, enzovoort, bijna al deze eigenschappen lijkt te veranderen wanneer het wordt gesmolten, in die mate dat het voor onze zintuigen een heel ander ding lijkt te zijn. Wij weten echter dat het in feite nog steeds hetzelfde stuk was is. Descartes concludeerde hieruit dat de zintuigen misleidend kunnen zijn en dat rede en deductie de enige betrouwbare methode is om tot kennis te komen, hetgeen de essentie is van het Rationalisme.

Descartes betoogde verder dat zintuiglijke waarnemingen onwillekeurig tot hem komen (niet door hem gewild), en daarom extern zijn aan zijn zintuigen en dus bewijs zijn voor het bestaan van een externe wereld buiten zijn geest. Hij betoogde dat de dingen in de uitwendige wereld materieel zijn omdat God hem niet zou bedriegen wat betreft de ideeën die worden overgebracht, en hem de neiging heeft gegeven te geloven dat zulke ideeën door materiële dingen worden veroorzaakt. Door dit geloof dat God welwillend is en hem niet wil bedriegen, kan hij dus enig vertrouwen hebben in het beeld dat zijn zintuigen hem van de werkelijkheid geven.

Descartes geloofde dat het menselijk lichaam werkt als een machine, dat het de materiële eigenschappen heeft van verlenging en beweging, en dat het de wetten van de fysica volgt. De onderdelen van de menselijke machine, zo stelde hij, zijn als uurwerkmechanismen, en de machine kon worden begrepen door de onderdelen uit elkaar te halen, ze te bestuderen, en ze dan weer in elkaar te zetten om het grotere geheel te zien (een idee dat Reductionisme wordt genoemd). De geest of ziel daarentegen is een niet-materiële entiteit die geen extensie en beweging heeft, en niet de wetten van de fysica volgt.

Descartes was de eerste die het geest-lichaam probleem formuleerde in de vorm waarin het nu bestaat (zie het gedeelte over de filosofie van de geest), en de eerste die de geest duidelijk identificeerde met bewustzijn en zelfbewustzijn, en dit onderscheidde van de hersenen, die de fysieke zetel van intelligentie waren (Dualisme). In zijn epistemologisch werk in het “Vertoog over de Methode” had hij ingezien dat hij weliswaar kon betwijfelen dat hij een lichaam bezat, maar dat hij in geen geval kon betwijfelen dat hij een geest bezat, hetgeen hem tot de conclusie bracht dat de geest en het lichaam twee zeer verschillende en afzonderlijke dingen waren. Zijn specifieke vorm van Dualisme (bekend als Cartesiaans Dualisme) stelde dat de geest het lichaam controleert, maar dat het lichaam ook de anderszins rationele geest beïnvloedt (zoals wanneer mensen uit passie handelen) in een soort wisselwerking in twee richtingen, waarvan hij beweerde, zonder veel bewijs, dat die plaatsvond in de pijnappelklier. Gilbert Ryle beschreef later dit soort dualisme (waarbij de geestelijke activiteit parallel loopt met de lichamelijke actie, maar waarbij hun wijze van interactie onbekend is of, in het beste geval, speculatief) als de “geest in de machine”. Hoewel zijn eigen oplossing verre van overtuigend was, bepaalde dit soort cartesiaans dualisme de agenda van de filosofische discussie over het geest-lichaam probleem nog vele jaren na Descartes’ dood.

Opgemerkt moet echter worden dat Descartes, ondanks al zijn innovatie en durf, het traditionele idee van God niet heeft losgelaten. Hij definieerde “substantie” (wat in wezen betekent waar de wereld werkelijk uit bestaat) als “datgene wat niets anders dan zichzelf nodig heeft om te bestaan”, maar hij concludeerde dat de enige echte substantie God zelf was, omdat al het andere (van zielen tot materiële objecten zoals het menselijk lichaam) voor zijn bestaan afhankelijk was van God. Hij gebruikte zijn eigen varianten van het causale argument, het ontologische argument en het kosmologische argument voor het bestaan van God in zijn “Meditaties” (zie het gedeelte over godsdienstfilosofie), en het bestaan van God speelde een belangrijke rol in zijn validatie van de rede en in andere delen van Descartes’ systeem. Gezien de belangrijke rol die God in zijn werk speelt, lijken suggesties dat Descartes eigenlijk een kast-atheïst was, en dat hij de argumenten voor het bestaan van God als window dressing opneemt, uiterst onwaarschijnlijk.

In de wiskunde realiseerde Descartes zich dat een grafiek kon worden getekend om een meetkundige interpretatie van een wiskundige functie weer te geven met behulp van punten die bekend staan als cartesiaanse coördinaten, en daarmee stichtte hij de analytische meetkunde of cartesiaanse meetkunde (met behulp van algebra om de meetkunde te beschrijven), die van cruciaal belang was voor de latere ontwikkeling van de calculus door Sir Isaac Newton (1643 – 1727) en Gottfried Leibniz. Hij vond ook de notatie uit die gebruik maakt van superscripts om machten of exponenten aan te duiden, en zijn tekenregel is ook een algemeen gebruikte methode om het aantal positieve en negatieve nulpunten van een polynoom te bepalen. Men kan stellen dat zijn beschouwingen over geest en mechanisme, gestimuleerd door de uitvinding van de elektronische computer en door de mogelijkheid van machine-intelligentie, uitgroeiden tot de Turing test van het vermogen van een machine om intelligentie aan te tonen.

In de optica toonde hij met behulp van meetkundige constructies en de wet van breking (ook bekend als de wet van Descartes) aan dat de hoekstraal van een regenboog 42 graden is. Ook ontdekte hij onafhankelijk de wet van de weerkaatsing (dat de hoek van inval gelijk is aan de hoek van weerkaatsing).

In de natuurkunde introduceerde Descartes (vóór Newton) het begrip momentum van een bewegend lichaam (wat hij de “hoeveelheid beweging” noemde), dat hij definieerde als het product van de massa van het lichaam en de snelheid of het tempo ervan. Zijn drie “natuurwetten” werden de basis van Newtons latere bewegingswetten en de moderne theorie van de dynamica: dat elk ding in dezelfde toestand probeert te blijven en, eenmaal bewogen, blijft bewegen; dat alle beweging langs rechte lijnen gaat; en dat wanneer een lichaam in contact komt met een ander lichaam de gecombineerde “hoeveelheid beweging” gelijk blijft (zijn principe van behoud van beweging).

In een poging om de banen van planeten te verklaren, construeerde Descartes ook zijn vortex-theorie, die de populairste theorie over de beweging van planeten aan het eind van de 17e eeuw zou worden (hoewel hij later in diskrediet werd gebracht). Hij bleef echter vasthouden aan de traditionele mechanische filosofie van de 17e eeuw, die ervan uitging dat al het fysieke in het heelal uit kleine “lichaampjes” van materie bestond (hoewel deze theorie, in tegenstelling tot het Atomisme, beweerde dat er geen vacuüm kon zijn, maar alleen een massa wervelende materie).

René Descartes boeken Terug naar boven

Zie de aanvullende bronnen en aanbevolen literatuurlijst hieronder, of kijk op de pagina met filosofieboeken voor een volledige lijst. Waar mogelijk, heb ik gelinkt naar boeken met mijn Amazon affiliate code, en als een Amazon Associate verdien ik aan de in aanmerking komende aankopen. Aankopen via deze links helpen de website draaiende te houden, en ik ben u dankbaar voor uw steun!

  • Oeuvres De Descartes
    door Rene. Adam, Charles, & Tannery, Paul, Ed. Descartes (Auteur)
  • The Philosophical Works of Descartes (v. 1)
    door René Descartes (Auteur), Elizabeth S. Haldane (Vertaler), G. R. T. Ross (Vertaler)
  • The Philosophical Writings of Descartes (Volume 3: The Correspondence (Paperback))
    door René Descartes (Auteur), John Cottingham (Redacteur), Dugald Murdoch (Redacteur), Robert Stoothoff (Redacteur), Anthony Kenny (Redacteur)
  • Discourse on Method and Meditations on First Philosophy, 4th Ed. 4th Edition
    door René Descartes (Auteur), Donald A. Cress (Vertaler)
  • The Philosophical Writings of Descartes: Volume 1
    door René Descartes (Auteur), John Cottingham (Vertaler), Robert Stoothoff (Vertaler), Dugald Murdoch (Vertaler)
  • Philosophical Essays and Correspondence (Descartes) (Hackett Publishing Co.)
    door Rene Descartes (Auteur), Roger Ariew (Auteur)
  • Descartes: The World and Other Writings (Cambridge Texts in the History of Philosophy)
    door René Descartes (Auteur), Stephen Gaukroger (Redacteur)
  • Discours de la méthode (Franse editie) (Frans) Paperback
    door René Descartes (Auteur)
  • Meditations sur la première philosophie / Meditationes de prima philosophia: A Bilingual Edition (Engels en Latijnse editie)
    door René Descartes (Auteur), George Heffernan (Redacteur)
  • Cogito, Ergo Sum: The Life of Rene Descartes door Richard Watson (2002-04-30) Hardcover – 1884
    door Richard Watson (Auteur)
  • The Cambridge Companion to Descartes (Cambridge Companions to Philosophy)
    door John Cottingham (Redacteur)
  • Descartes (Hackett Publishing) Reprint Edition
    door Marjorie Glicksman Grene (Auteur)
  • Descartes: A Study Of His Philosophy (Key Texts) 1st Edition
    door Anthony Kenny (Auteur)
  • Ideas and Mechanism door Margaret Dauler Wilson (1999-02-08)
    door Margaret Dauler Wilson (Auteur)
  • Feminist Interpretations of René Descartes (Re-Reading the Canon) 1st Edition
    door Susan Bordo (Redacteur)
  • Descartes: The Great Philosophers (The Great Philosophers Series) door John Cottingham (1999-07-16)
    door John Cottingham (Auteur)
  • Descartes: An Analytical and Historical Introduction 2nd Edition
    door Georges Dicker (Auteur)
  • Descartes and Method: A Search for a Method in Meditations (Routledge Studies in Seventeenth Century Philosophy) door Clarence A. Bonnen (1999-07-08) Hardcover – 1750
    door Clarence A. Bonnen;Daniel E. Flage (Auteur)
  • Descartes Embodied: Reading Cartesian Philosophy through Cartesian Science
    door Daniel Garber (Auteur)
  • Descartes’s Metaphysical Reasoning (Studies in Philosophy) 1st Edition
    door Roger Florka (Auteur)
  • Descartes’ Philosophy Interpreted According to the Order of Reasons: De Ziel en God De Ziel en het Lichaam (Volumes I & II) Hardcover – 1984
    door Martial Gueroult (Auteur), Roger Ariew (Vertaler)
  • Descartes Against the Skeptics Hardcover – 18 mei 1978
    door E. M. Curley (Auteur)
  • Descartes: Geloof, Scepticism and Virtue (Routledge Studies in Seventeenth Century Philosophy) door Richard Davies (2001-05-24) Hardcover – 1644
    door Richard Davies (Auteur)
  • Descartes’s Method of Doubt Paperback
    door Janet Broughton (Auteur)
  • Descartes’ System of Natural Philosophy 1st Edition
    door Stephen Gaukroger (Auteur)
  • Descartes’ Natural Philosophy (Routledge Studies in Seventeenth-Century Philosophy) 1st
    door S. Gaukroger (Editor), John Schuster (Editor), John Sutton (Editor)
  • Descartes’ Metaphysical Physics (Science and Its Conceptual Foundations series) by Daniel Garber (1992-05-01) Paperback
    by Daniel Garber (Author)
  • What Am I?: Descartes and the Mind-Body Problem
    door Joseph Almog (Auteur)