Republiek Congo

De Republiek Congo, ook bekend als Midden-Congo, Congo-Brazzaville, en Congo (maar niet te verwarren met de Democratische Republiek Congo, voorheen Zaïre, dat ooit ook bekend stond als de Republiek Congo), is een voormalige Franse kolonie in west-centraal Afrika. Het grenst aan Gabon, Kameroen, de Centraal-Afrikaanse Republiek, de Democratische Republiek Congo en de Golf van Guinee. Na de onafhankelijkheid in 1960 werd de voormalige Franse regio Midden-Congo de Republiek Congo. Een kwart eeuw van experimenten met het marxisme werd in 1990 opgegeven en in 1992 werd een democratisch verkozen regering geïnstalleerd. Na een korte burgeroorlog in 1997 werd de voormalige marxistische president Denis Sassou-Nguesso in ere hersteld. De hoofdstad is Brazzaville. De Republiek Congo is een van de olierijkste staten van Afrika, maar het economisch potentieel wordt belemmerd door de huidige burgeroorlog.

In 1876 werd een uitgestrekte zone in Centraal-Afrika “toegewezen” aan de “Internationale Afrikaanse Associatie”. Met deze wet werden het koninkrijk Kongo en andere Centraal-Afrikaanse gebieden in feite het privé-domein van de Belgische koning Leopold II. Zo begon de onderdrukkende koloniale geschiedenis van corruptie, omkoperij en diefstal op een schaal die zijn weerga in Afrika niet kende. Berichten van missionarissen over de behandeling van arbeiders door Belgische rubberplanters werden aanvankelijk niet geloofd. Het Belgische Ministerie van Buitenlandse Zaken stuurde uiteindelijk Roger Casement om de situatie te onderzoeken. Hij ontdekte dat de arbeiders als wilde dieren werden behandeld. De meesten werden niet betaald en als ze hun productiequota niet haalden, werden ze gemarteld of gedood. Soldaten verzamelden manden met handen om te bewijzen dat zij hun instructies uitvoerden en geen munitie verspilden. Ook oren werden vaak afgesneden. Er waren ook enorme sommen geld die niet werden verantwoord. Pas in 1908 nam de Belgische regering de kolonie over in een poging een einde te maken aan dit soort misbruiken. Maar hoewel de administratie verbeterde, bleven de lonen zeer laag, zelfs na de ontdekking van koper, goud, diamanten en kobalt. De Belgische plunderingen gingen door. Er kwamen wel wat wegen, spoorwegen en steden, maar de Congolezen zelf waren nauwelijks beter af dan toen ze door Leopold II werden gekoloniseerd.

Onafhankelijkheid en Lumumba

Vanaf de jaren ’50, toen in heel Afrika een kritische massa naar onafhankelijkheid ontstond (zoals belichaamd in de toespraak van Nkrumah), besloten de Belgen aanvankelijk dat het het beste zou zijn om een langzame weg naar onafhankelijkheid te volgen – men dacht dat een periode van zo’n dertig jaar moest worden toegestaan. Congo kende een zeer stabiele periode van 1945 tot 1957, en daarom waren de leiders zich niet bewust van de problemen die zich onder de oppervlakte ontwikkelden. De publicatie van het 30-jarige onafhankelijkheidsplan, waarin werd gesteld dat de ontwikkeling van een heersende elite in Congo een generatie achterliep op die in de Britse en Franse koloniën, maakte de situatie nog erger. In 1959 braken er rellen uit in Leopoldstad (het latere Kinshasa), waarop de Belgen in paniek raakten en zich in minder dan anderhalf jaar uit Congo terugtrokken. Tegen 1960 was het gebied al onafhankelijk, met zeer weinig opgeleide of getrainde mensen.

De vrijheidsbeweging in Congo werd aanvankelijk geleid door Patrice Lumumba. Lumumba woonde in december 1958 Nkrumah’s All African Peoples’ Conference in Accra bij, die hem aanmoedigde radicaal te worden. Nkrumah verzekerde Lumumba dat hij de steun van de rest van Afrika had in zijn strijd voor onafhankelijkheid, en Lumumba keerde terug naar Congo met zelfvertrouwen en nieuwe methoden (beetje vaag) die hij van Nkrumah had geleerd. Hij hield aangrijpende toespraken, kreeg de steun van de massa’s en riep tijdens de onlusten op tot stakingen. Hij had veel succes door de armoede en de leef- en werkomstandigheden van de mensen die in Congo leefden. In de loop van 1959 veranderde de situatie in Congo, en de Belgen beseften dat ze niet onbeperkt zouden kunnen standhouden. Ook de Verenigde Naties oefenden druk uit op hen om hun positie in Afrika te heroverwegen.

De situatie in Congo werd steeds instabieler naarmate zich conflicten ontwikkelden in Rwanda-Burundi, omdat de Batutsi probeerden de sociale positie te behouden die zij onder Belgisch en Duits bewind hadden gekregen ten opzichte van de Bahutu. De Belgen verruilden hun steun voor de Bahutu, wat resulteerde in de moord op vele Batutsi omdat de Belgen hun controle verder verloren. Tijdens de crisis werden de Congolese leiders bijeengeroepen voor besprekingen in Oostende, België, waar werd beloofd dat er geen buitenlandse soldaten meer naar Congo zouden worden gestuurd, en dat het land onafhankelijk zou worden onder een centrale regering.

Lumba en de strijd om het leiderschap

In mei 1960 werden verkiezingen gehouden, en Lumumba en zijn Mouvement National Congolais (MNC) werden de meerderheid in de centrale regering. Ondertussen kreeg de Association des Bakongos (Abako), een partij die het herstel van het oude Kongo-koninkrijk nastreefde, met Joseph Kasavubu als leider, de meerderheid op lokaal niveau. De uitslag was dus onbeslist, maar Lumumba slaagde erin een regering te vormen vóór 30 juni, de dag van de onafhankelijkheid. Lumumba werd Eerste Minister, met Kasavubu als President. De problemen begonnen echter onmiddellijk. Bij de viering van de onafhankelijkheid sprak de Belgische koning over de band tussen België en Congo, maar Lumumba bekritiseerde België en de onderdrukking en uitbuiting tijdens het koloniale bewind. Enkele dagen later keerde het Congolese leger zich tegen Belgische officieren en hun gezinnen. Toen Belgische troepen naar voren traden om de Belgische officieren te steunen, liepen de spanningen op en begon het leger, samen met andere Congolezen, andere blanken aan te vallen. Vele blanken ontvluchtten het land en er ontstonden conflicten tussen stammen. Lumumba was niet in staat om met de chaos om te gaan en op 11 juli brak Katanga zich af van Congo onder Tshombe van de Confederation des Associations Tribales du Katanga (CONAKAT). Op verzoek van Lumumba komen de Verenigde Naties (VN) het terugtrekkende Belgische leger vervangen, maar zij hebben weinig succes. Ook in Rwanda-Burundi bleven de problemen aanhouden en dit gebied, dat in 1962 onder VN-controle stond, werd onafhankelijk. Het bloedvergieten in Rwanda ging door toen de Batutsi werden aangevallen door de Bahutu.

Het Westen zorgde ervoor dat de VN-troepen zich concentreerden op de vestiging van een ‘rationele’ regering in Leopoldville, alvorens zich op Katanga te richten. Ook de mijnbouwbelangen in het land waren van het grootste belang voor hun besluitvorming. In september werd Lumumba gearresteerd door zijn perschef, Joseph Mobutu, en tijdens zijn detentie begon hij banden met de Sovjet-Unie te overwegen. Dit was iets wat het Westen niet bereid was te tolereren gezien de minerale rijkdommen van Congo. Een muiterij in het leger eiste de vrijlating van Lumumba, en andere politici in Leopoldstad begonnen te beseffen dat hij steun kreeg van de bevolking. Lumumba trachtte te ontsnappen, maar werd gevangen genomen. Op bevel van Tsjombe werd Lumumba begin 1961 vermoord onder intrigueuze omstandigheden. Het conflict tussen Tshombe en Lumumba’s opvolger, Gizenga, duurde voort tot ook hij gevangen werd genomen. Ook de Sovjet-Unie gaf steun aan Gizenga, hoewel veel Afrikaanse staten achter Tshombe stonden. Pas in 1963 werd Katanga uiteindelijk weer bij Congo ingelijfd, en tegen die tijd was de Amerikaanse invloed in het land aanzienlijk toegenomen. Deze jaren van problemen maakten ook de massa’s in Congo verward en onzeker, en er gingen al stemmen op voor een ’tweede onafhankelijkheid’.

Boerenopstanden en Mobutu’s machtsovername

Van 1964 tot 1968 waren er aanzienlijke boerenopstanden in heel Congo. In de Kwilu-regio (kaart ref) kwamen de eisen voor een ’tweede onafhankelijkheid’ duidelijk tot uiting onder Pierre Mulele, een man die sterk beïnvloed was door zowel marxisme als maoïstische ideeën. Hij ontwikkelde zijn eigen ideologie – het Mulelisme – waarin marxistische ideeën waren verwerkt, maar die was aangepast aan de Afrikaanse boerenbevolking. In andere gebieden waren er nog meer gevallen van verzet tegen de nieuwe elite die aan de macht kwam na de uitschakeling van Lumumba. Corrupte praktijken en politieke instabiliteit in het land deden denken aan de situatie onder de Belgen. Uiteindelijk slaagde Mobuto er in 1965 in om in bepaalde gebieden de macht te grijpen, en met de hulp van westerse huurlingen en Amerikaanse steun kon hij zijn controle over heel Congo uitbreiden. Mobuto was zeer pro-Amerikaans, en sloot zelfs de ambassade van de USSR nadat hij aan de macht was gekomen.

De opkomst van Mobuto, die zichzelf Mobuto Sese Seko Koko Ngbendu was za Banga (‘de almachtige krijger die door zijn uithoudingsvermogen en onbuigzame wil om te winnen, van verovering naar verovering zal gaan en vuur in zijn kielzog zal achterlaten’) ging gepaard met een nieuwe periode van corruptie en armoede in Congo. Mobuto begon een land te besturen dat miljoenen dollars aan hulp ontving van Westerse landen. Helaas bereikte het grootste deel hiervan nooit degenen voor wie het bestemd was, omdat de kleptocraat Mobutu het geld naar zijn eigen rekeningen doorsluisde. Congo, of wat hij omdoopte tot Zaïre, bleef arm en de werkloosheid en het lijden gingen door. Zelfs Congolese ambtenaren werden volledig afhankelijk van steekpenningen om zich van een inkomen te verzekeren.

Corruptie en de westerse reactie

Het Westen keek passief toe en bleef handel drijven met de heerser van een van de meest mineraalrijke staten van Afrika. Zelfs nadat geruchten over de mate van corruptie en zelfverrijking in het land de westerse beleidsmakers bereikten, kozen zij ervoor geld in Congo te blijven pompen. In het licht van de Koude Oorlog was deze situatie begrijpelijker. Mobuto verleende lippendienst aan de zijde van het Westen en gaf het een lanceerbasis in het midden van Afrika van waaruit het zijn invloed kon uitbreiden. Vanuit Congo konden de VS steun verlenen aan hun Angolese marionet, Jonas Savimbi. Tijdens de Angolese oorlog was de VS-ambassade in Kinshasa een van de grootste CIA-stations ter wereld. Pas tegen het einde van Mobuto’s regime, en met het einde van de Koude Oorlog, begon het Amerikaanse en Westerse beleid te veranderen. Tegen de tijd dat Mobuto in 1997 viel, waren de VS blij dat een teken van hun beschamende buitenlandse politiek weg was en hoopten ze op nieuwe economische banden.

De verdrijving van Mobuto en het voortdurende conflict

Mobuto was in staat om zijn web van aanhangers zowel binnen als buiten Congo op te bouwen. Velen kregen economische voordelen in ruil voor hun steun aan het regime. Deze mensen hadden vaak ook het gevoel dat de val van Mobuto nooit zou komen, mede dankzij zijn leger. Maar in de laatste dagen begon zelfs zijn leger uiteen te vallen, omdat Mobuto het geld dat voor het leger bestemd was, aan zichzelf uitgaf. Onder Mobuto’s bewind raakte Congo in verval, en de infrastructuur die de Belgen hadden achtergelaten, raakte in verval. Mobuto zou eens tegen een collega-dictator gezegd hebben, die opbelde om te zeggen dat er een rebellenleger aan zijn poorten stond: “Ik heb je gezegd dat je geen wegen mocht aanleggen”. Congo werd een land dat onmogelijk te controleren was als gevolg van slecht transport en slechte afmetingen. Daarom was er geen controle over het bestuur in de verafgelegen gebieden. Mobuto zei altijd dat hij in zijn ambt zou sterven. Dit was echter niet het geval – hij stierf op vreemde bodem in ballingschap en terwijl hij een terminale kankerbehandeling onderging.

Rebel krachten waren altijd blijven bestaan, en deze werden sterker naarmate de ontevredenheid groeide. Een groep die een grote rol speelde in de opstand waren de Tutsi’s van Zaïre, omdat hun onder Mobuto rechten werden ontzegd. Laurent Kabila was een van de personen die om de macht streden. Kabila was jeugdleider geweest van een groep die geallieerd was met Lumumba en zijn beweging. Toen Lumumba werd vermoord, vluchtte Kabila naar de wildernis, van waaruit hij later de leider van een guerrillaband werd. In 1964 speelde Kabila een rol bij het aanwakkeren van een opstand in de Ruzizi-regio. De beroemde Cubaanse revolutionair Che Guevara sloot zich kort bij Kabila aan in de Congolese junglestrijd voordat hij verklaarde: “Niets doet me geloven dat hij de man van het uur is”.

De machtswisseling in deze Centraal-Afrikaanse regio had gevolgen voor andere Afrikaanse landen in het gebied. Aangezien de Angolese UNITA-strijdkrachten zowel het veilige gebied van de grensoverschrijdende regio als een financiële steun waren kwijtgeraakt, zochten de Bahutu nu hun toevlucht in Zaïre (nu de Democratische Republiek Congo (DRC)). Na de Rwandese genocide waren miljoenen Tutsi’s verdreven en kon Oeganda de bases van rebellengroepen aanvallen. Velen hoopten dat het einde van Mobuto evenveel effect zou hebben op de Afrikaanse vrede en veiligheid als het einde van de apartheid. Helaas was dit ongegrond. Spoedig nadat hij zich in Mobuto’s plaats had gevestigd, begon Kabila dezelfde weg te volgen. Politieke allianties werden verbroken, en in plaats van samen te werken met Mobuto’s oude politieke rivaal Etienne Tshisekedi, bleef hij hem lastig vallen. Andere politieke partijen werden allemaal verboden en de beloofde verkiezingen werden nooit gehouden. Kabila was vervuld van paranoia en vrees voor samenzwering. Dit leidde tot de moord op vele vermoedelijke aanhangers van Mobuto. Kabila slaagde er niet in nieuwe banden met het Westen aan te knopen, zoals was gehoopt, en weigerde zelfs met de VN samen te werken toen deze bezig waren met onderzoeken naar de moord op duizenden Rwandese Hutu’s. Hij weigerde zelfs met de VN samen te werken toen deze bezig waren met een onderzoek naar de moord op duizenden Rwandese Hutu’s. Dit deed hij uit angst dat hij betrokken zou raken bij de moorden aan zijn kant van de grens en dat zijn aandeel daarin aan het licht zou komen.

In 1998 brak er een opstand uit tegen Kabila en keerden zijn voormalige bondgenoten Rwanda en Oeganda zich tegen hem. Hij kreeg echter nog steeds bescherming van andere Afrikaanse landen, en Zimbabwe, Namibië en Angola stuurden allemaal troepen om hem te helpen. Zij slaagden erin de rebellen terug te dringen, vooral om hun eigen economische en politieke belangen te beschermen. De gevechten in Congo duurden voort tot 1999, en hoewel de rebellen buiten de hoofdstad werden gehouden, hadden ze toch bijna de helft van het land in handen.

Vredesinitiatieven

In 2000 werd een vredesakkoord bereikt, maar de gevechten hielden niet op. In januari 2001 slaagden rebellen erin de hoofdstad binnen te dringen en vond er een vuurgevecht plaats in de buurt van het presidentieel paleis. Na dit gevecht deden verschillende verhalen de ronde over de gebeurtenis en wat er met Kabila was gebeurd. Volgens sommige berichten was hij vermoord en anderen beweerden dat hij nog in leven was. Toen bekend werd dat Kabila was vermoord, nam zijn zoon, Joseph Kabila, zijn positie als leider van de DRC over. Joseph Kabila was pas 29 jaar oud en een leider in het leger toen het kabinet besloot dat hij de positie van zijn vader moest overnemen. Hij erfde een land dat in oorlog was, en besefte dat het belangrijkste wat hij moest doen was de oorlog te stoppen en de DRC te verenigen. Na meer dan twee jaar aan de macht te zijn geweest, is Joseph Kabila er echter niet in geslaagd volledige vrede in de DRC te brengen. De persvrijheid en andere democratische vrijheden worden nog steeds geschonden en de DRC heeft nog niet bereikt waar na de val van Mobuto op werd gehoopt.

Er zijn verschillende vredesregelingen tot stand gekomen en ondertekend, maar elke keer zijn er problemen gerezen die de onderhandelingen hebben doen vastlopen. In december 2002 werd een akkoord bereikt, maar dit leidde slechts tot verdere conflicten in andere delen van het land. Een verklaring voor het endemische geweld is dat sommige machtsblokken juist baat hebben bij het voortduren van de oorlog, en zij veroorzaken problemen telkens wanneer een akkoord ophanden is. In juli 2003 werd opnieuw een vredesakkoord bereikt over een overgangsregering. Alleen de tijd zal kunnen leren hoe effectief dit akkoord blijkt te zijn.

Conclusie

Congo heeft een moeilijk en gewelddadig verleden achter de rug. Het land is geteisterd door corruptie, uitbuiting en etnische conflicten. Verschillende machten en leiders hebben het probleem nog verergerd, hetzij door niet tot een oplossing te komen, hetzij door wat precies? Vrede in Congo zou een stabiliserend effect hebben op Centraal-Afrika en op alle landen rond Congo, en is daarom iets waarnaar moet worden gestreefd en dat moet worden gesteund