Revolutionaire beweging

Een revolutionaire beweging (of revolutionaire sociale beweging) is een specifiek type sociale beweging die een revolutie wil bewerkstelligen. Charles Tilly definieert het als “een sociale beweging die exclusieve concurrerende aanspraken maakt op de controle over de staat, of een deel daarvan”. Jeff Goodwin en James M. Jasper definiëren het eenvoudiger (en consistent met andere werken) als “een sociale beweging die, als minimum, streeft naar het omverwerpen van de regering of de staat”.

Een sociale beweging kan verschillende hervormingen willen doorvoeren en enige controle over de staat willen verwerven, maar zolang zij niet streeft naar een exclusieve controle, zijn haar leden niet revolutionair. Sociale bewegingen kunnen radicaler en revolutionairder worden, of omgekeerd – revolutionaire bewegingen kunnen hun eisen afzwakken en instemmen met het delen van bevoegdheden met anderen, waardoor ze een gewone politieke partij worden.

Goodwin maakt onderscheid tussen een conservatieve (reformistische) en een radicale revolutionaire beweging, afhankelijk van de mate van verandering die ze willen doorvoeren. Een conservatieve of reformistische revolutionaire beweging zal minder elementen van het sociaal-economische en culturele systeem willen veranderen dan een radicale reformistische beweging (Godwin merkt ook op dat niet alle radicale bewegingen revolutionair hoeven te zijn). Een radicale revolutionaire beweging zal dus zowel de exclusieve controle over de staat willen overnemen, als een of meer elementen van de samenleving, economie of cultuur fundamenteel willen veranderen.

Een voorbeeld van een conservatieve beweging zou de Amerikaanse Revolutionaire beweging van de 18e eeuw zijn, of de Mexicaanse Revolutionaire beweging van de vroege 20e eeuw. Voorbeelden van radicale revolutionaire bewegingen zijn de Bolsjewieken in Rusland, de Chinese Communistische Partij en andere communistische bewegingen in Zuidoost-Azië en in Cuba (die trachtten het economisch systeem ingrijpend te wijzigen), de bewegingen van de Iraanse Revolutie van 1979 tegen de sjah, en sommige guerrillabewegingen in Midden-Amerika. Om in de hedendaagse Verenigde Staten als revolutionair te worden beschouwd, moet een beweging oproepen tot een verandering van het dominante economische systeem (kapitalisme) of van het politieke systeem (representatieve democratie met twee partijen) dat in die samenleving functioneert.

Eenzelfde sociale beweging kan verschillend worden bekeken, afhankelijk van een bepaalde context (meestal de regering van het land waar zij zich afspeelt). Jack Goldstone merkt bijvoorbeeld op dat de mensenrechtenbeweging in het Westen als een gewone sociale beweging kan worden beschouwd, maar dat zij een revolutionaire beweging is onder onderdrukkende regimes zoals dat in China. Een ander voorbeeld dat hij noemt is de rassengelijkheidsbeweging, die enkele decennia geleden in Zuid-Afrika als revolutionair kon worden gezien, maar vanaf 1998 gewoon een reguliere sociale beweging is.

Een revolutionaire beweging kan geweldloos zijn, al komt dat minder vaak voor dan niet. Revolutionaire bewegingen hebben meestal een breder repertoire aan twistpunten dan niet-revolutionaire.

Vijf cruciale factoren voor de ontwikkeling en het succes van een revolutionaire beweging zijn:

  1. massale onvrede die leidt tot volksopstanden
  2. dissidente politieke bewegingen met eliteparticipatie
  3. sterke en verenigende motivaties in grote delen van de samenleving
  4. een significante politieke crisis die de staat treft – waardoor het vermogen of de wil van de staat om met de oppositie om te gaan afneemt (zie politieke kans)
  5. externe steun (of ten slotte gebrek aan inmenging namens de staat)