Victoria and Albert Museum

Olieverfportret van een vrouw in haar 29ste jaar, Noordwest-Duitsland, 1582. Museum no. 4833-1857

Pianelle van fluweel, hout en leer met verguld zilvervlechtwerk en kloskant, Venetië, Italië, ca. 1600. Museum no. 929&A-1901

Tijdens de Renaissance droegen vrouwen lange jurken, vaak met afneembare mouwen. Deze mouwen waren soms geschenken van de bruidegom aan zijn nieuwe vrouw, maar konden ook worden doorgegeven van moeder op dochter of van tante op nicht, of zelfs worden gehuurd. Om hun jurken schoon te houden droegen de vrouwen wasbare schorten of overjurken, met linnen chemises en hemdjes als ondergoed.

Op dit schilderij is een vrouw te zien met een jasje van duur Italiaans fluweel, wat niet alleen de mode in Duitsland laat zien, maar ook de internationale handel in textiel. Samen met de grote hoeveelheid juwelen, geeft het fluweel haar welgestelde positie in de Duitse samenleving aan. Het enorme medaillon aan een ketting om haar hals is waarschijnlijk bedoeld als een português, een Portugese gouden munt ter waarde van tien dukaten. Het schilderij heeft een inscriptie in het Latijn: ‘In het jaar van onze Heer 1582. Leeftijd 29.’

Toen ze jong en ongetrouwd waren, droegen vrouwen hun haar los, maar als ze eenmaal getrouwd waren, bonden ze het op in ingewikkelde vlechten en krullen. Matrons bedekten hun haar vaak met sluiers, en de sluier met kap was een teken van de weduwe. Nonnen droegen habijten en wimpels, die hun orde aanduidden door de kleur van hun habijt: bruin voor de franciscanen en zwart en wit voor de dominicanen.

Importeerde stoffen en rijk textiel getuigden van rijkdom, maar niet altijd van adel. Meer dan eens werd tegen Venetiaanse courtisanes geklaagd omdat zij zich als ‘dames’ kleedden, en bezoekers merkten op dat zij de courtisanes niet konden onderscheiden van de fatsoenlijke vrouwen. Dit kwam doordat beide categorieën vrouwen gelijksoortige laag uitgesneden jurken en hoge schoenen (pianelle) droegen.

Pianelle leken veel op de huidige muiltjes met open teen of plateausandalen, maar groeiden tijdens de Renaissance uit tot duizelingwekkende hoogten, vooral in Venetië. Dit was ogenschijnlijk zodat een vrouw haar jurk goed boven de drek en vocht van de straten kon houden. Maar in werkelijkheid kon ze zo pronken met haar rijkdom en haar aantrekkelijke zwierige tred, want om de schoenen te kunnen dragen zonder om te vallen, moest ze aan weerszijden een bediende hebben. De oorsprong van de mode is onduidelijk. Het zou uit Turkije kunnen komen, maar was ook populair in Moors Spanje. De stijl kan via een van beide routes naar Venetië zijn gekomen, of een weerspiegeling zijn van de mode voor ‘oosterse’ kleding in Venetië in die tijd.