Waarom plassen vogels niet?
Vraag ingezonden door LAURA RUBINAT (Tàrrega). ALBERT MASÓ antwoordt:
Wel, om daar een antwoord op te geven moeten we eerst vaststellen wat we onder “urineren” verstaan. Als we het beperken tot de handeling die wij – en de rest van de zoogdieren – verrichten, urineren vogels uiteraard niet. Maar we kunnen ook zeggen dat ze het op een andere manier doen.
Laten we stap voor stap te werk gaan. We beginnen met uit te leggen dat mictie -een andere naam voor urineren- het proces is waarbij urine uit de blaas wordt verwijderd en het lichaam wordt uitgezet. Dit is de laatste stap in het uitscheidingsstelsel. Defecatie daarentegen is het laatste stadium van een ander proces: het spijsverteringsproces. Het is bekend dat zoogdieren deze twee functies via verschillende kanalen uitvoeren.
Zoals wij reeds hebben gezegd, gaan vogels op een andere manier te werk. Onder andere omdat zij geen blaas hebben (struisvogels zijn hierop een uitzondering). Zij hebben geen twee verschillende uitgangsopeningen, zij hebben alleen de cloaca. Daarom moeten we strikt genomen antwoorden dat ze niet urineren. Ze hebben echter wel het belangrijkste orgaan voor het uitscheidingssysteem: de nier.
En nu waarom ze niet urineren: de nier filtert het bloed en produceert een afvalstof -met een hoog urinezuurgehalte maar een laag ureumgehalte- die terechtkomt in het coprodeum, waar het zich mengt met de uitwerpselen van het spijsverteringskanaal. Het resultaat is een tamelijk vloeibare deegachtige brij met een witachtig uiterlijk, die via de cloaca wordt uitgescheiden. Het mengsel is rijk aan stikstof en fosfaten, zodat het een goede meststof is, en kan worden gebruikt als mest (zoals het geval is met guano). Het kan ook zaden bevatten van opgegeten planten die resistent zijn geworden tegen de spijsverteringsvloeistoffen om hun verspreiding te bevorderen (de zaden vallen met hun eigen mest op de grond).
Vogels met permanente nesten, zoals veel roofvogels, vormen lagen uitwerpselen die soms voedingsstoffen leveren voor korstmossen om te groeien. Bovendien “bombarderen” sommige zeevogels, zoals de kleine mantelmeeuw (Larus fuscus), rivalen met uitwerpselen, zodat ze hun vis niet stelen of in de buurt van hun nestplaatsen komen.
Dit gezegd hebbende, zuur maakt ze bijtend en veel stadsvogels, zoals duiven, beschadigen de standbeelden en gevels waar ze op staan. Er is ook de mogelijkheid -niet erg waarschijnlijk, let wel- dat ze op onze hoofden vallen…
Ten slotte vermelden we dat urinezuur veel minder giftig is dan ureum, zodat het niet in zoveel water hoeft te worden verdund, zoals bij zoogdieren wel het geval is. Daardoor wordt een deel van het water weer opgenomen, wat uitdroging helpt voorkomen. Ze kunnen minder vaak drinken, zodat ze lichter zijn en efficiënter kunnen vliegen. Ook bij soorten die in steppen, dorre of woestijngebieden leven, zoals de tetraoninae, heeft het een aanpassingswaarde.
Albert Masó. Bioloog, schrijver, hoogleraar en natuurfotograaf (Barcelona).