Wat is een albasten doos?

Vraag: “Wat is een albasten kistje?”
Antwoord: De Bijbel spreekt over een albasten kist in twee afzonderlijke incidenten waarbij vrouwen betrokken waren die zalf in de kist brachten om Jezus te zalven. Het Griekse woord dat in de KJV vertaald wordt met “albasten kist”, en in andere vertalingen met “kruik” en “flacon”, is alabastron, dat ook “parfumvaas” kan betekenen.
Het feit dat alle vier de evangeliën een vergelijkbaar, maar niet identiek verslag bevatten (waarbij in drie van de passages sprake is van een albasten kist met zalf), heeft geleid tot een zekere mate van verwarring over deze incidenten. Mattheüs 26:6-13 en Marcus 14:3-9 beschrijven dezelfde gebeurtenis, die twee dagen voor Pesach plaatsvond (Mattheüs 26:2 en Marcus 14:1) en waarbij een niet met name genoemde vrouw betrokken was die het huis van Simon de melaatse binnenging. In beide passages wordt een albasten kistje genoemd, en in beide wordt gezegd dat de naamloze vrouw het hoofd van Jezus zalfde.
Johannes 12:1-8 lijkt te spreken over een andere, maar vergelijkbare gebeurtenis, die zes dagen voor Pesach plaatsvond (Joh. 12:1) in het huis van Martha. Hier wordt geen albasten kistje genoemd, maar wel de naam van de vrouw die Jezus zalfde: Maria, de zuster van Martha. Het voorval in Mattheüs en Marcus en het voorval in Johannes vonden alle plaats in Bethanië, maar op verschillende dagen. Ook wordt van Maria gezegd dat zij Jezus’ voeten zalfde, maar er wordt niet gesproken over zalving van Zijn hoofd. Jezus verdedigt Maria’s actie tegen de kritiek van Judas door te zeggen: “Het was de bedoeling dat zij dit parfum zou bewaren voor de dag van mijn begrafenis” (Johannes 12:7).
Een derde zalving van Jezus (chronologisch gezien de eerste), beschreven in Lucas 7:36-50, vond plaats in het huis van Simon de Farizeeër en niet in het huis van Simon de melaatse. Deze gebeurtenis vond plaats in Galilea, niet in Bethanië, ongeveer een jaar vóór de kruisiging (Lucas 7:1, 11). Lucas vermeldt een albasten kistje (vers 37). De vrouw bij deze gelegenheid was vergeven van vele zonden, maar haar naam wordt niet genoemd. Net als Maria zalfde de zondige vrouw Jezus’ voeten met het reukwerk. Zij komt wenend tot Jezus en betoont liefdevolle aanbidding aan Hem die haar haar zonden heeft vergeven.
De overeenkomsten tussen deze drie voorvallen hebben tot enige verwarring geleid, maar de verschillen zijn belangrijk genoeg om ze als afzonderlijke gebeurtenissen te beschouwen. In twee van de incidenten vermelden de evangelieschrijvers de aanwezigheid van een albasten kistje.
Abast was een steen die algemeen voorkwam in Israël. Het was een harde steen die op wit marmer leek en wordt genoemd als een van de kostbare stenen die werden gebruikt voor de versiering van Salomo’s tempel (1 Kronieken 29:2). In het Hooglied wordt de geliefde man beschreven als iemand met benen als “zuilen van albast” (ESV) of “zuilen van marmer” (NIV, KJV). Dus de container die de vrouwen gebruikten om hun geparfumeerde olie in te vervoeren was gemaakt van een witte, marmerachtige substantie. Zalf, oliën en parfums werden vroeger in albasten kistjes gedaan om ze zuiver en onbedorven te houden. De kistjes werden vaak verzegeld of vastgemaakt met was om te voorkomen dat het parfum zou ontsnappen. Albast was een prachtige substantie en sterk genoeg om de olie of het parfum volledig binnen te houden tot het moment van gebruik.