Wat waren de beroepen van de Twaalf Apostelen?

Jezus riep 12 discipelen om als zijn naaste helpers en metgezellen te dienen. Johannes 1:37-49 vertelt over de roeping van Andreas, Petrus, Jakobus, Johannes, Filippus en Nathaniël. Mattheüs gaf een feest nadat hij zich bij de groep had gevoegd. Filippus bracht Nathaniel mee, ook bekend als Bartholomeus. Thomas, een tweeling; Jacobus, een neef van Jezus; Simon, de ijveraar; Thaddaeus en Judas ronden de oorspronkelijke 12 af.

Vissers

Andreas, Petrus, Jacobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, werkten als vissers. Matteüs 4:18-22 vertelt dat Andreas en Petrus aan het vissen waren en hun beroep uitoefenden als ze werden geroepen, en dat Jakobus en Johannes met hun vader de netten repareerden. De Bijbel zegt dat deze twee mannen niet alleen vissers waren, maar ook ondernemers, samen met hun vader, want zij hadden anderen in dienst in het bedrijf. Thomas, Nathaniël en Filippus kunnen ook als vissers hebben gewerkt, want zij waren allen tezamen en aan het vissen toen Jezus aan hen verscheen in Johannes 21:2-8, na zijn opstanding.

Tax Collector

Matthew, in Lucas Levi genoemd, werkte als belastinginner voor de Romeinse overheid. Hij moet enige opleiding en reputatie hebben genoten om deze baan te krijgen. Zijn werk verschafte hem aanzienlijke rijkdom, want tollenaars verdienden een deel van wat zij ophaalden, zoals blijkt uit het verhaal van Zacheüs, een andere beroemde tollenaar die Jezus volgde. Mattheus nodigde Jezus thuis uit en gaf een feest waar veel van zijn zondige vrienden bij aanwezig waren. De rijkdom van Matteüs kan hebben bijgedragen aan de financiering van Jezus’ bediening.

Een Zeloot

Simon stond bekend als de Zeloot, niet strikt een beroep, en als een Kanaäniet. Zeloten hielden zich bezig met politiek en anarchie, en probeerden de Romeinse regering omver te werpen. Hij kan een politicus of een revolutionair zijn geweest. Toen hij zich bij Jezus aansloot, bleef hij ijverig, maar met trouw aan Jezus in plaats van een politieke revolutie.

Een dief

Judas diende als penningmeester in de bende van Jezus, en Johannes 12:4-6 identificeert hem als een dief en een verduisteraar. De Bijbel vertelt ons niet wat hij deed voordat hij een apostel werd. Elk van de Evangelies identificeert hem als degene die Jezus verraadde. In het Evangelie van Matteüs (Matteüs 27:3-10) staat dat Judas wroeging had over zijn verraad en zichzelf ophing nadat hij had geprobeerd het geld terug te geven aan de hogepriesters. Zij gebruikten de 30 zilverlingen om een begraafplaats voor de armen te kopen.

De andere apostelen

De Bijbel geeft geen informatie over de beroepen van Filippus, Bartholomeus, Thomas, Thaddaeus of Jacobus, de zoon van Alphaeus. Het geeft wel informatie over Paulus, die apostel werd na de dood en verrijzenis van Jezus. Hij was een Farizeeër en kan godsdienstonderricht hebben gegeven of een politieke functie hebben bekleed. Tijdens zijn zendingsreizen onderhield Paulus zichzelf als tentenmaker, volgens Handelingen 18:1-3.