Wie was Thomas in de Bijbel?
Vraag: “Wie was Thomas in de Bijbel?”
Antwoord: Thomas was een van de twaalf apostelen van Jezus Christus. In de Bijbel werd Thomas ook Didymus genoemd (Johannes 11:16; 20:24), wat het Griekse equivalent is van de Hebreeuwse naam Thomas, die beide “tweeling” betekenen. De Schrift geeft ons niet de naam van de tweelingbroer van Thomas.
In de Synoptische Evangeliën – Mattheüs, Marcus en Lucas – wordt Thomas alleen genoemd in de opsomming van de apostelen (Mattheüs 10:3; Marcus 3:18; Lucas 6:15). In het Evangelie van Johannes speelt Thomas een hoofdrol in twee belangrijke verhalen.
Aan het einde van Jezus’ aardse dienst beraamden sommige mensen in Judea de ondergang van de Heer. In deze tijd ontvingen Jezus en de discipelen het nieuws dat hun vriend Lazarus op sterven lag (Johannes 11:1-3). Uit angst voor hun leven probeerden de discipelen Jezus ervan te overtuigen niet terug te keren naar Lazarus’ geboortestad Betanië, dat dicht bij Jeruzalem lag, waar hen zeker doodsbedreigingen te wachten stonden. Jezus was echter vastbesloten om te gaan, en Thomas sprak tot zijn medeleerlingen: “Laten wij ook gaan, opdat wij met Hem sterven” (Johannes 11:16). De bereidheid van Thomas om bij Jezus te blijven ondanks de gevolgen is opmerkelijk. Hoewel zijn blik misschien pessimistisch was en zijn woorden nogal somber, gaf Thomas blijk van extreme trouw aan Jezus.
We leren uit het leven van Thomas dat hij zeer toegewijd was aan Zijn meester, en toch worstelde hij met twijfels en vragen. Op de dag van Zijn opstanding verscheen Jezus aan een groep van Zijn discipelen in een gesloten kamer. Om de een of andere reden was Thomas niet bij hen tijdens deze uiterst belangrijke gebeurtenis (Johannes 20:19-24). Toen de discipelen Thomas later vertelden dat zij de opgestane Heer hadden gezien, antwoordde hij: “Tenzij ik de nagelafdrukken in zijn handen zie en mijn vinger leg op de plaats van de nagels en mijn hand in zijn zij steek, zal ik niet geloven” (Johannes 20:25).
Met deze beroemde woorden kreeg Thomas een bijnaam die hem door de geschiedenis heen is bijgebleven – Twijfelend Thomas. Voor Thomas, en voor velen van ons, geldt: zien is geloven. Maar Thomas’ scepticisme was niet hetzelfde als een werelds verzet tegen de waarheid. Zijn twijfel vertegenwoordigt een oprechte, waarheidslievende zoektocht. Eerder had Jezus de discipelen gewaarschuwd voor Zijn naderend vertrek en dat Hij naar het huis van Zijn Vader zou gaan om een plaats voor hen te bereiden. De discipelen waren verward door Jezus’ mysterieuze taal. De oprechte scepsis en het nieuwsgierige karakter van Thomas brachten hem ertoe om als eerste te vragen: “Heer, wij weten niet waar u heengaat, dus hoe kunnen wij de weg weten?” (Johannes 14:5). Jezus antwoordde Thomas met deze opmerkelijke woorden: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan door mij” (Johannes 14:6). Jezus had het niet over het kennen van een route of een plaats, maar over het kennen van een persoon.
Toen Thomas de andere discipelen vertelde dat hij bewijs nodig had om te geloven dat Jezus was opgestaan, sprak hij in alle eerlijkheid. Oprecht geloof verbiedt oprecht onderzoek niet. Acht dagen na Jezus’ verrijzenis kwamen de discipelen opnieuw bijeen. Deze keer was Thomas aanwezig. Jezus verscheen opnieuw aan hen en nodigde Thomas uit de wonden aan te raken en het zelf te zien: “Leg je vinger hier, zie mijn handen. Steek je hand uit en steek hem in mijn zij. Twijfel niet langer en geloof” (Johannes 20:27). Jezus wist wat Thomas nodig had om te geloven, en Hij leverde het bewijs.
Jezus ontmoette Thomas liefdevol op het exacte punt van zijn nood en leidde hem toen terug naar het geloof. We kunnen eerlijk tegen God zijn over onze twijfels en vragen; Hij begrijpt onze worstelingen en is heel goed in staat om ons geloof te versterken. Net als Thomas zullen wij in staat zijn te belijden: “Mijn Heer en mijn God!” in het volle vertrouwen op wie Jezus is (Johannes 20:28).
Nadat Jezus het geloof van Thomas had bevestigd, richtte Hij zich tot alle toekomstige lezers van het Johannes-evangelie met deze woorden: “Thomas, omdat je Mij gezien hebt, heb je geloofd. Zalig zij, die niet gezien hebben en toch geloofd hebben” (Johannes 20:29, NKJV). Deze woorden reiken door de eeuwen heen om ieder van ons te helpen en te bemoedigen die de verrezen Christus niet heeft gezien en toch in Hem heeft geloofd.
Enkele dagen later was Thomas met Petrus en de andere discipelen aan het vissen toen Jezus aan hen verscheen bij het Meer van Galilea (Johannes 21:2). De laatste vermelding van Thomas is in Handelingen 1:13, waar hij wordt genoemd onder de discipelen. Volgens buitenbijbelse geschriften en de christelijke traditie bracht Thomas het evangelie naar Parthië of India en werd hij voor zijn geloof gemarteld.
Uiteindelijk is de bijnaam “Twijfelaar Thomas” een nogal ongelukkige. Het is waar dat Thomas bewijs eiste van het wonder van de opstanding van Christus voordat hij de waarheid aanvaardde. Twijfel speelde een rol in zijn antwoord aan zijn vrienden, maar het was niet de bepalende kwaliteit van zijn leven. Thomas zou meer bekend moeten staan om zijn trouw, zijn gehoorzaamheid aan het evangelie en zijn geloof.