Woorden om te weten (Woordenlijst Kanker)
-
Grotere tekstgrootteGrote tekstgrootteReguliere tekstgrootte
A
acuut: een snel ontwikkelende aandoening. Een acute medische aandoening komt snel opzetten en veroorzaakt vaak ernstige symptomen, maar duurt slechts kort.
acute lymfocytaire leukemie (ALL): een soort leukemie, of kanker van het bloed en het bloedvormende weefsel, waarbij veel abnormale lymfocyten (een soort witte bloedcellen) door het lichaam worden aangemaakt.
acute myeloïde leukemie (AML): een vorm van leukemie of kanker van het bloed en de bloedvormende weefsels, waarbij het lichaam veel abnormale granulocyten (een soort witte bloedcellen) produceert.
allogene transplantatie: een procedure waarbij cellen, weefsel of organen worden getransplanteerd naar een persoon van een compatibele donor.
alopecia: een huidziekte die haarverlies op de hoofdhuid en soms elders op het lichaam veroorzaakt.
alternatieve therapie: alle geneeswijzen die geen deel uitmaken van de reguliere geneeskunde – dat wil zeggen elke praktijk die niet op grote schaal wordt onderwezen in medische scholen of vaak wordt gebruikt door artsen of in ziekenhuizen. Alternatieve geneeskunde wordt vaak gebruikt in plaats van conventionele medische technieken.
anemie: een aandoening waarbij het lichaam een laag aantal rode bloedcellen heeft.
anesthesie: het gebruik van medicijnen om het gevoel van pijn of sensatie te voorkomen tijdens een operatie of andere procedures die pijnlijk kunnen zijn.
anesthesioloog: een arts die is gespecialiseerd in het geven en beheren van anesthetica, medicijnen die een gebied van het lichaam verdoven of een persoon helpen in slaap te vallen en te blijven voor chirurgische ingrepen of diagnostische tests. Anesthesisten helpen ook bij de behandeling en het beheer van chronische pijn.
angiogram: een soort röntgenfoto, waarbij een speciale kleurstof wordt gebruikt, waarmee bloedvaten en de bloedstroom zichtbaar kunnen worden gemaakt. Het wordt ook gebruikt om bepaalde soorten tumoren te identificeren.
aferese: een procedure waarbij bloed wordt verwijderd, gescheiden in plasma, bloedplaatjes en leukocyten, en het bloeddeel dat een bepaalde ziekte of aandoening veroorzaakt, wordt verwijderd. De overblijvende bloedbestanddelen worden dan opnieuw aan de persoon toegediend.
aplastische anemie: treedt op wanneer het beenmerg niet genoeg rode bloedcellen kan aanmaken. Dit kan het gevolg zijn van een virusinfectie of blootstelling aan bepaalde giftige chemicaliën, straling of medicijnen.
astrocyt: een cel die zich in de hersenen bevindt.
astrocytoom: een tumor van de hersenen die ontstaat uit astrocyten.
top
B
benigne: een term die wordt gebruikt om tumoren aan te duiden die langzaam groeien, niet kankerachtig zijn en niet uitzaaien naar omliggend weefsel.
bilateraal: aan beide zijden van het lichaam; wanneer naar kanker wordt verwezen, betekent dit kanker die in gepaarde organen wordt aangetroffen (bijvoorbeeld in beide nieren).
biologic response modifiers: stoffen die het immuunsysteem helpen kanker te bestrijden, de bijwerkingen van kankerbehandelingen te verminderen en infecties en andere ziekten te bestrijden.
biologische therapie: zie immunotherapie.
biopsie: het wegnemen van een stukje weefsel uit het lichaam voor nader onderzoek. Een biopsie geeft artsen een beter beeld van wat er binnenin gebeurt, zodat ze een diagnose kunnen stellen en de juiste behandeling kunnen kiezen.
blastcel: een onrijpe bloedcel die uitgroeit tot een rode bloedcel, witte bloedcel of bloedplaatje.
blastoom: een soort kanker (met name een tumor) die wordt veroorzaakt door blastcellen.
bloed: de natuurlijk geproduceerde vloeistof in het lichaam die bestaat uit rode bloedcellen, die zuurstof door het lichaam vervoeren; witte bloedcellen, die infecties bestrijden; bloedplaatjes, die helpen bloedingen te stoppen; en plasma, een gelige vloeistof die voedingsstoffen, hormonen en eiwitten door het lichaam vervoert.
bloedbank: bloedbanken verzamelen en bewaren bloed dat gezonde mensen doneren. De bank houdt bloed klaar voor het geval iemand het nodig heeft door een ongeluk of operatie.
bloedplasma: een gelige vloeistof die voedingsstoffen, hormonen en eiwitten door het hele lichaam vervoert.
beenmerg: een dikke, sponsachtige vloeistof in de botten. Beenmerg maakt allerlei soorten bloedcellen aan: rode bloedcellen die zuurstof vervoeren, witte bloedcellen die infecties bestrijden en bloedplaatjes die helpen bij de bloedstolling.
beenmergtransplantatie (BMT): een procedure waarbij ongezond beenmerg wordt vervangen door gezonde beenmergcellen van een donor.
borstkanker: een soort tumor die ontstaat in borstcellen.
top
C
CAM: afkorting van “complementaire en alternatieve geneeskunde.”
kanker: kanker is eigenlijk een groep van veel verwante ziekten die allemaal te maken hebben met cellen. Kanker ontstaat wanneer abnormale cellen zeer snel groeien en zich verspreiden.
kankerzorgteam: een groep van verschillende medische specialisten en zorgverleners die een patiënt helpen bij de uitdagingen die het omgaan met kanker met zich meebrengt.
kankercellen: cellen die ongecontroleerd groeien en zich delen, die zich snel door het lichaam kunnen verspreiden, waardoor iemand ziek wordt.
carcinogeen: stof die kanker kan veroorzaken, zoals tabaksrook.
CAT-scan (ook wel computertomografie-scan of CT-scan genoemd): een soort röntgenfoto waarbij een apparaat om de patiënt heen draait en vanuit verschillende hoeken een beeld van de binnenkant van het lichaam maakt. Normale röntgenfoto’s tonen botten en andere delen van het lichaam, maar CAT-scans laten veel meer details zien.
cellen: de basiscomponenten of “bouwstenen” van het menselijk lichaam.
cerebrospinale vloeistof: een heldere, kleurloze vloeistof die voedingsstoffen levert aan de hersenen en het ruggenmerg (het centrale zenuwstelsel) en deze “opvangt”.
chemotherapie: het gebruik van speciale geneesmiddelen om kanker te behandelen. Verschillende chemotherapiemedicijnen worden vaak gecombineerd om de kankercellen op verschillende manieren aan te vallen.
chromosomen: structuren in cellen die de genetische informatie van een persoon dragen.
chronisch: een ziekte die iemand lange tijd heeft of een ziekte die weggaat en steeds terugkomt. Diabetes en jeugdreumatoïde artritis zijn bijvoorbeeld chronische ziekten.
chronische myeloïde leukemie (CML): een relatief zeldzame vorm van leukemie, ofwel kanker van het bloed en bloedvormend weefsel, waarbij in het beenmerg te veel witte bloedcellen worden aangemaakt.
klinisch onderzoek: een onderzoek waarin nieuwe medicijnen of procedures worden geëvalueerd. Nadat deze nieuwe geneesmiddelen of procedures in laboratoria zijn getest, worden klinische trials uitgevoerd met menselijke patiënten onder strikt gecontroleerde omstandigheden. Dergelijke trials duren meestal 2-4 jaar en doorlopen verschillende onderzoeksfasen.
complementaire therapie: het gebruik van alternatieve behandelingen samen met conventionele therapieën. Complementaire geneeskunde wordt gebruikt als aanvulling op de conventionele geneeskunde, niet ter vervanging.
compleet bloedbeeld (CBC): een veelvoorkomend bloedonderzoek waarbij de drie belangrijkste celtypen in het bloed worden beoordeeld: rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes.
computed tomography scan (ook wel CT-scan of CAT-scan genoemd): zie CAT-scan.
cord blood: bloed dat na de geboorte van een baby wordt afgenomen uit de navelstreng. Navelstrengbloed kan worden verzameld en opgeslagen om dezelfde soorten bloedvormende (hematopoietische) stamcellen te leveren als een beenmergdonor.
kernbiopsie: een procedure waarbij een arts een holle naald gebruikt om een kleine hoeveelheid weefsel uit een lymfeklier of ander lichaamsweefsel te verwijderen.
CT-scan (ook wel computertomografie-scan of CAT-scan genoemd): zie CAT-scan.
top
D
drugresistentie: hiervan is sprake als kankercellen niet reageren op medicijnen of behandelingen.
dysplasie: abnormale veranderingen in de structuur of organisatie van een groep cellen.
dyspneu: ademhalingsmoeilijkheden waarbij iemand zich kortademig voelt.
top
E
oedeem: zwelling in gebieden zoals de voeten en benen en het gebied rond de ogen die wordt veroorzaakt door overtollige vochtophoping in de weefsels.
eosinofiel: een type witte bloedcel dat wordt geclassificeerd als een granulocyt. Eosinofielen hebben de neiging toe te nemen om allergische reacties te bestrijden.
ependymoom: een tumor die meestal begint in de bekleding van de hersenkamers. De hersenen hebben vier ventrikels, of holten, die de weg vormen voor cerebrospinaal vocht, een vloeistof die de hersenen en de wervelkolom beschermt tegen trauma’s.
Ewing sarcoom: een type botkanker dat zich meestal in het been of het bekken bevindt.
excisiebiopsie: een procedure waarbij de arts de huid opent om een knobbeltje, tumor of verdacht gebied in zijn geheel te verwijderen ten behoeve van de diagnose.
externe bestraling: bestralingstherapie waarbij men meestal gedurende enkele weken 4-5 dagen per week poliklinisch in het ziekenhuis of behandelcentrum komt, alleen voor de behandeling komt en direct daarna weer naar huis gaat.
top
F
top
G
galliumscan: een diagnostische test waarbij een chemische stof, gallium genaamd, wordt ingespoten om tumoren en ontstekingen op te sporen.
gen: delen of segmenten van het DNA die op de chromosomen worden gedragen en specifieke menselijke kenmerken bepalen, zoals lengte of haarkleur. Omdat elke ouder één chromosoom in elk paar levert, hebben mensen twee van elk gen (behalve sommige genen op de X- en Y-chromosomen bij jongens, want jongens hebben er maar één van elk).
gentherapie: een nieuw en snel groeiend gebied van de geneeskunde dat veranderde en gemanipuleerde genen gebruikt om specifieke aandoeningen of genetische defecten te corrigeren.
genetica: de studie van de manier waarop lichamelijke eigenschappen en kenmerken van de ene generatie op de volgende worden doorgegeven. Dit wordt ook wel erfelijkheid genoemd. Genetica omvat de studie van genen, die een speciale code hebben, DNA genaamd, die bepaalt hoe u eruit zult zien en of u waarschijnlijk bepaalde ziekten zult krijgen.
genetische counseling: omvat het bestuderen van familiegeschiedenis, medische dossiers en genetica om potentiële risicofactoren en aandoeningen die door een kind kunnen worden geërfd, te evalueren en vast te stellen. Genetische counseling kan ook aanwijzingen geven over hoe een aandoening of ziekte kan worden voorkomen.
genetische tests: tests die bepalen of iemand genen draagt voor bepaalde erfelijke aandoeningen. Genetische tests worden gedaan door kleine monsters bloed of lichaamsweefsel te analyseren.
kiemcellen: voortplantingscellen die zich bij mannen ontwikkelen tot zaadcellen en bij vrouwen tot eicellen.
kiemceltumoren: tumoren die beginnen in kiemcellen, oftewel de voortplantingscellen in het lichaam.
grade: een gradatie voor kanker die aangeeft hoe agressief de kanker is. Hoe lager de graad, hoe minder agressief de kanker en hoe groter de kans op genezing. Hoe hoger de graad, hoe agressiever de kanker en hoe moeilijker te genezen.
granulocyt: een type witte bloedcel dat korrelachtige deeltjes vol enzymen bevat die het in staat stellen bacteriën en infecties te bestrijden. Soorten granulocyten zijn basofielen, eosinofielen en neutrofielen.
groeifactor: een stof die de groei en deling van cellen beïnvloedt. Groeifactoren zijn eiwitten die van nature in het lichaam worden geproduceerd, maar sommige kunnen in een laboratorium worden gemaakt en worden gebruikt als onderdeel van immunotherapie.
top
H
hematoloog: een arts die is gespecialiseerd in bloedaandoeningen.
hematologie: de studie van bloed en bloedvormende weefsels.
hematopoëtische cel: een bloedvormende cel (stamcel).
hemoglobine: een stof in rode bloedcellen die zuurstof door het bloed naar verschillende delen van het lichaam transporteert.
hepatoblastoom: een vorm van leverkanker.
De ziekte van Hodgkin: een vorm van kanker die een lymfoom wordt genoemd, een kanker van het lymfestelsel.
hospice: een speciale vorm van zorg voor mensen die in de laatste fase van een ziekte zijn. Deze vorm van zorg kan zowel intramuraal als poliklinisch zijn.
top
I
beeldvormend onderzoek: veilig en pijnloos onderzoek waarbij een magnetisch veld en radiogolven worden gebruikt om gedetailleerde foto’s van de organen en structuren van het lichaam te maken. Beeldvormingsonderzoeken voor kanker omvatten röntgenstralen, CAT-scans, magnetische resonantiebeeldvorming (MRI) en echografie.
immuunsysteem: Dit lichaamssysteem, dat witte bloedcellen en lymfeklieren omvat, helpt het lichaam te beschermen tegen ziekten. Het immuunsysteem bestaat uit verschillende onderdelen, die allemaal samenwerken om indringers van buitenaf, zoals ziektekiemen, te bestrijden.
immunosuppressie: een aandoening waardoor het immuunsysteem van het lichaam in effectiviteit afneemt. Immunosuppressie kan worden veroorzaakt door ziekte of bepaalde geneesmiddelen (zoals chemotherapie).
immunotherapie (ook bekend als biologische therapie): een behandeling die het lichaamseigen immuunsysteem stimuleert om kankercellen te bestrijden.
implantaat: in dit geval radioactief materiaal dat in of bij kankercellen of een tumor wordt geplaatst om direct bestralingstherapie toe te dienen.
incisiebiopsie: een procedure waarbij de arts de huid opent om een monster van verdacht weefsel weg te nemen ten behoeve van de diagnose.
inwendige bestraling: bestralingstherapie waarvoor meestal een verblijf van enkele dagen in het ziekenhuis nodig is voor zorgvuldige controle. Het radioactieve materiaal kan in kleine buisjes worden geplaatst die in de kankergezwel of een lichaamsholte worden geïmplanteerd, of worden ingeslikt of in de bloedbaan worden geïnjecteerd.
top
J
juveniele myelomonocytaire leukemie (JMML): een vorm van kanker waarbij in het beenmerg te veel onrijpe bloedcellen worden aangemaakt. JMML is zeldzaam en komt vaker voor bij kinderen jonger dan 2 jaar.
top
K
top
L
leukemie: kanker van de witte bloedcellen, die ook wel leukocyten of WBC’s worden genoemd.
leukocyt: een ander woord voor witte bloedcel. Er zijn veel soorten witte bloedcellen, waaronder neutrofielen, eosinofielen, basofielen, monocyten en lymfocyten.
leukocyt: een ander woord voor witte bloedcel. Er zijn veel soorten witte bloedcellen, waaronder neutrofielen, eosinofielen, basofielen, monocyten en lymfocyten.
Limb-salvage chirurgie: een procedure waarbij een bot dat kanker heeft, wordt verwijderd en het ledemaat (meestal een arm of been) van amputatie wordt gered door het gat op te vullen met een bottransplantaat of een speciale metalen staaf.
lokaal invasief: een tumor die kan uitzaaien naar de weefsels eromheen.
lumbaalpunctie: een procedure waarbij een kleine hoeveelheid vloeistof rondom de hersenen en het ruggenmerg (het hersenvocht) wordt verwijderd en onderzocht. Zie ook ruggenmergpunctie.
lumpectomie: een ingreep bij borstkanker waarbij een deel van de borst wordt verwijderd waarin zich een tumor bevindt waarvan bekend is of vermoed wordt dat deze kanker veroorzaakt.
lymfe: een heldere, waterige vloeistof die eiwitmoleculen, zouten, glucose, ureum en andere stoffen bevat en die door eigen bloedvaten stroomt die zich door het hele lichaam vertakken. Lymfe bevat witte bloedcellen, die de kiembestrijders van het immuunsysteem zijn.
lymfeknopen: lymfeknopen – kleine ronde of boonvormige knobbels die niet kunnen worden gevoeld tenzij ze opgezwollen zijn – zijn als filters die ziektekiemen verwijderen. Ze bevatten lymfocyten, witte bloedcellen die infecties bestrijden.
lymfevaten: aderachtige structuren die helpen lymfe (een heldere, waterige vloeistof die eiwitmoleculen, zouten, glucose, ureum en andere stoffen bevat) door het lichaam te transporteren.
lymfangiogram (LAG): een medisch onderzoek dat gebruikmaakt van injectie van een kleurstof en röntgenstralen om het lymfestelsel te onderzoeken.
lymfestelsel: het netwerk van weefsels en organen dat lymfe (een heldere, waterige vloeistof die eiwitmoleculen, zouten, glucose, ureum en andere stoffen bevat) door het lichaam transporteert.
lymfocyt: een type witte bloedcel dat in lymfeknopen wordt aangetroffen. Lymfocyten maken antilichamen, speciale eiwitten die ziektekiemen bestrijden en de verspreiding van infecties tegenhouden door ziekteverwekkende kiemen op te vangen en te vernietigen.
lymfocytaire leukemie: een vorm van leukemie, of kanker van het bloed en het bloedvormend weefsel, waarbij lymfocyten, witte bloedcellen die in lymfeklieren worden aangetroffen, betrokken zijn.
lymfoom: kanker die begint in het lymfestelsel, waartoe de lymfeklieren, de zwezerik, de milt, de adenoïden, de amandelen en het beenmerg behoren.
top
M
magnetic resonance imaging (MRI): een veilig en pijnloos onderzoek waarbij een magnetisch veld en radiogolven worden gebruikt om gedetailleerde beelden van de organen en structuren van het lichaam te maken.
maligne: een ander woord voor kankerachtig.
mammogram: een speciaal soort röntgenfoto van de borst die artsen helpt te zien wat er binnenin gebeurt.
mastectomie: een borstkankeroperatie waarbij de hele borst wordt verwijderd. Deze operatie wordt uitgevoerd wanneer de kankercellen zich via de borst of in andere delen van het lichaam hebben uitgezaaid
medische voorgeschiedenis: informatie over iemands vroegere gezondheid, de gezondheid van zijn familie en andere zaken.
melanocyten: huidcellen die melanine produceren, het pigment dat de huid zijn kleur geeft.
melanoom: een soort kanker die begint in de melanocyten, dat zijn huidcellen die melanine produceren, het pigment dat de huid zijn kleur geeft.
metastase: de verspreiding van een ziekte (in dit geval kanker) van de oorspronkelijke plaats naar andere delen van het lichaam.
mutatie: elke verandering in een gen.
myelogram: een medisch onderzoek waarbij röntgenstralen worden gebruikt om de wervelkolom te onderzoeken.
top
N
nefroloog: een arts die nierproblemen diagnosticeert en behandelt.
neuroblastoom: een zeldzame ziekte waarbij een solide tumor (een knobbel of massa veroorzaakt door ongecontroleerde of abnormale celgroei) wordt gevormd door speciale zenuwcellen die neuroblasten worden genoemd. Normaal gesproken groeien deze onrijpe cellen uit tot functionerende zenuwcellen. Maar bij neuroblastoom worden ze in plaats daarvan kankercellen.
neurochirurg: een chirurg die gespecialiseerd is in de hersenen en het zenuwstelsel.
neutropenie: wanneer het lichaam zeer lage niveaus van bepaalde witte bloedcellen heeft die neutrofielen worden genoemd.
neutrofiel: een type witte bloedcel, de belangrijkste verdediging van het lichaam tegen ziekte en infectie.
non-Hodgkin-lymfoom: een ziekte waarbij kankercellen zich in het lymfestelsel vormen en ongecontroleerd gaan groeien.
op
O
oncogenen: genen die ervoor zorgen dat cellen groeien en zich vermenigvuldigen. Onder bepaalde omstandigheden kunnen oncogenen muteren en cellen abnormaal laten groeien, waardoor kanker ontstaat.
oncoloog: een arts die patiënten behandelt die kanker hebben; kinderoncologen behandelen kinderen met kanker.
oncologie: de diagnose en behandeling van kanker.
oogarts: een oogarts behandelt allerlei oogproblemen en doet zo nodig oogoperaties.
osteosarcoom: deze vorm van botkanker is de meest voorkomende vorm van botkanker, en de zesde meest voorkomende vorm van kanker bij kinderen.
top
P
patholoog: een arts die is gespecialiseerd in het diagnosticeren en classificeren van ziekten. Pathologen bestuderen cel- en weefselmonsters om ziekten en aandoeningen te identificeren.
pediatrisch oncoloog: een arts die gespecialiseerd is in de behandeling van kinderen die kanker hebben.
pediater: een arts die gespecialiseerd is in de fysieke, emotionele en sociale gezondheid van kinderen vanaf de geboorte tot en met de puberteit. De primaire focus van de kindergeneeskunde ligt op preventieve gezondheidszorg.
fysiotherapeut: een specialist die oefeningen, stretchoefeningen en andere technieken gebruikt om patiënten te helpen hun mobiliteit te verbeteren, pijn te verminderen en invaliditeit als gevolg van ziekte of letsel te verminderen.
plasma: een gelige vloeistof die voedingsstoffen, hormonen en eiwitten door het lichaam vervoert.
plaatjes: kleine cellen in het bloed die helpen bij het stollen van het bloed.
poort (of behandelingspoort): een medisch apparaat dat onder de huid wordt ingebracht en aan een ader wordt bevestigd, zodat medicijnen, bloedproducten en voedingsstoffen intraveneus kunnen worden toegediend. Dankzij een poort is het niet meer nodig herhaaldelijk een naald te prikken om een infuus aan te leggen of bloed af te nemen.
primaire plaats: in dit geval het orgaan of het gebied in het lichaam waar de kanker begint. Het type kanker wordt altijd geïdentificeerd aan de hand van de primaire plaats, zelfs als de kanker uitzaait, of zich verspreidt. Als de kanker bijvoorbeeld in de lever begint, maar zich naar andere organen uitbreidt, wordt hij nog steeds als leverkanker geclassificeerd.
prognose: een schatting van hoe goed iemands behandeling werkt en hoe waarschijnlijk of onwaarschijnlijk het is dat de kanker terugkomt.
prothese: een kunstledemaat.
eiwit: moleculen die het lichaam helpen goed te functioneren. Het lichaam gebruikt eiwitten uit voedsel om gespecialiseerde eiwitmoleculen te maken die bijvoorbeeld hemoglobine maken, het onderdeel van rode bloedcellen dat zuurstof door het lichaam transporteert. Andere eiwitten zorgen voor het onderhoud van spieren, botten, bloed en lichaamsorganen.
protocol: een methode of plan; in dit geval de medicijnen en behandelingen die een patiënt zal krijgen om kanker te bestrijden.
top
Q
top
R
bestralingsoncoloog: een arts die gespecialiseerd is in het gebruik van straling om kankercellen te doden.
bestralingstherapeut: een beroepsbeoefenaar die speciaal is opgeleid om apparatuur te bedienen waarmee bestralingstherapie wordt gegeven.
bestralingstherapie: ook radiotherapie, bestraling of röntgentherapie genoemd, bestraling is een van de meest voorkomende vormen van kankerbehandeling. Bij bestralingstherapie wordt hoogenergetische straling van röntgenstralen, gammastralen of andere bronnen gebruikt om kankercellen te doden en tumoren te verkleinen. Bestraling voorkomt dat cellen groeien of zich vermenigvuldigen door ze te vernietigen.
radioloog: een arts die gespecialiseerd is in het lezen en interpreteren van röntgenstralen en scans.
rode bloedcellen (ook wel erytrocyten of RBC’s genoemd): cellen die zuurstof naar alle delen van het lichaam brengen.
Reed-Sternbergcellen: grote, ongewone cellen die een teken zijn van de ziekte van Hodgkin. Deze cellen worden onder een microscoop opgespoord na een biopsie.
regime: een behandelingsplan of -systeem. Bij de behandeling van kanker kan een regime zaken als dieet en lichaamsbeweging omvatten.
recidief: het opnieuw optreden van kanker nadat deze is behandeld.
remissie: wanneer de symptomen van kanker verdwijnen of sterk verminderen.
retinoblastoom: een kwaadaardige tumor van het oog die meestal in de eerste 3 levensjaren verschijnt.
rhabdomyosarcoom: een tumor die groeit in de weke delen van de skeletspieren (de spieren van het lichaam die een persoon aanstuurt om te bewegen). Hoewel deze kankers overal in het lichaam kunnen voorkomen, komen rhabdomyosarcomen het vaakst voor in de spieren van de romp, armen of benen.
risicofactor: in dit geval alles wat iemands kans op het krijgen van kanker vergroot (bijvoorbeeld roken).
top
S
sarcoom: een tumor die groeit in het bindweefsel van het lichaam, zoals spierweefsel, kraakbeen of bot.
secundaire tumor: tumoren die bestaan uit cellen die zijn uitgezaaid (metastaseren) van de primaire plaats naar ergens anders in het lichaam.
bijwerkingen: ongewenste reacties of effecten op medicijnen of therapie. Bij de behandeling van kanker zijn haaruitval en vermoeidheid veel voorkomende bijwerkingen.
ruggenmergpunctie: een procedure waarbij een kleine hoeveelheid vloeistof rond de hersenen en het ruggenmerg (het hersenvocht) wordt verwijderd en onderzocht.
stadiëring: een manier om patiënten te categoriseren of in te delen op basis van hoe uitgebreid de ziekte is op het moment van de diagnose.
stamcellen: primitieve (vroege) cellen die zich voornamelijk in het beenmerg bevinden en die in staat zijn zich te ontwikkelen tot de drie soorten volgroeide bloedcellen die in het bloed aanwezig zijn: rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes.
stamceltransplantatie: een procedure waarbij stamcellen (cellen die zich voornamelijk in het beenmerg bevinden en waaruit alle soorten bloedcellen zich ontwikkelen) in het lichaam worden ingebracht in de hoop dat de nieuwe cellen het immuunsysteem weer zullen opbouwen.
top
T
stambalkanker: kanker die in de zaadballen ontstaat. Het is de meest voorkomende vorm van kanker bij mannen in de leeftijd van 15-35 jaar, en zaadbalkanker is bijna altijd te genezen als het in een vroeg stadium wordt ontdekt en behandeld.
tumor: abnormale lichaamscellen die zich in een massa of knobbel hebben gegroepeerd. Tumoren worden ingedeeld in goedaardig (niet kankerverwekkend) en kwaadaardig (kankerverwekkend).
top
U
ultrasound (ook sonografie genoemd): echografie, of ultrasonografie, is een andere manier waarop artsen een kijkje in het lichaam kunnen nemen. In plaats van röntgenstralen worden geluidsgolven weerkaatst op de nieren, het hart of andere delen van het lichaam.
unilateraal: komt voor aan één kant van het lichaam; bijvoorbeeld kanker die slechts één nier aantast.
uroloog: een arts die gespecialiseerd is in ziekten, aandoeningen en omstandigheden van de urinewegen.
top
V
top
W
witte bloedcellen (ook wel leukocyten of WBC’s genoemd): deze cellen, die deel uitmaken van het kiembestrijdende immuunsysteem, vallen indringers zoals virussen en bacteriën aan. Elk type WBC – waaronder neutrofielen, eosinofielen, basofielen, monocyten en lymfocyten – heeft zijn eigen rol bij het bestrijden van verschillende soorten ziektekiemen.
Wilms tumor: een kankergezwel dat in de nieren ontstaat.
top
X
Röntgenfoto: Röntgenfoto’s zijn veilige procedures waarbij straling wordt gebruikt om foto’s te maken van inwendige delen van het lichaam. They’re done by an X-ray technician in the radiology department of a hospital, a freestanding radiology center, or a health care provider’s office.
top
Y
top
Z
top