“Zaden van geloof”

Velen van ons vinden het moeilijk om ons leven in Gods handen te leggen en op Hem te vertrouwen. De meesten van ons denken: “Ik moet toch iets doen om God te helpen mijn problemen op te lossen.” Maar God heeft onze hulp niet nodig. God’s genade is geen 50/50 voorstel. Gods genade is Zijn onverdiende gunst.

Toen zei de Heer tegen Abram: “Ik ben de Heer, die u uit Ur der Chaldeeën heb geleid om u dit land als uw bezit te geven.” Maar Abram antwoordde: “O soevereine Heer, hoe kan ik er zeker van zijn dat ik het ook werkelijk zal bezitten?” De Heer zei tegen hem: “Breng mij een driejarige vaars, een driejarige vrouwelijke geit, een driejarige ram, een tortelduif en een jonge duif.” Dus, Abram bracht al deze aan hem en doodde ze. Toen sneed hij elk dier doormidden en legde de helften naast elkaar. Toen de zon onderging, viel Abram in een diepe slaap, en een angstaanjagende duisternis kwam over hem. Toen zei de Heer tegen Abram: “Je kunt er zeker van zijn dat jouw nakomelingen vreemdelingen zullen zijn in een vreemd land, waar ze 400 jaar lang als slaven onderdrukt zullen worden. Maar ik zal het volk straffen dat hen tot slaven maakt, en uiteindelijk zullen zij met grote rijkdommen wegkomen. (Na vier generaties zullen uw nakomelingen naar dit land terugkeren, want de zonden van de Amorieten rechtvaardigen nog niet hun vernietiging. Nadat de zon was ondergegaan en de duisternis was gevallen, zag Abram een rokende vuurpot en een vlammende fakkel tussen de helften van de karkassen door gaan. Toen sloot de Heer die dag een verbond met Abram en zei: “Ik heb dit land aan jouw nakomelingen gegeven, helemaal vanaf de grens van Egypte tot aan de grote rivier de Eufraat. (Genesis 15:7-18)

Wat was het aan deze ongewone gebeurtenis dat Abram hoop gaf?

In de tijd van Abram was het gebruikelijk dat degenen die een verbond sloten, een dier slachtten en dan samen tussen de stukken liepen. Terwijl de twee partijen samen tussen de geslachte dieren liepen, reciteerden zij de voorwaarden van hun overeenkomst, waarmee zij zowel de ernst van de overeenkomst aangaven, als de straf voor het verbreken ervan. Velen hebben gesuggereerd dat als een van beide partijen zich niet aan de afspraak zou houden, er iets vreselijks zou gebeuren met hen en alles wat zij bezaten, net zo vreselijk als wat er met de geslachte dieren gebeurde.

Toen God echter Zijn verbond met Abram sloot, gebeurde er iets heel anders. De Bijbel zegt dat God alleen door de offers ging, terwijl Abram sliep. Waarom deed God dit? God verklaarde dat de verantwoordelijkheid voor het vervullen van het verbond vierkant op Zijn schouders lag en niet op die van Abram. God beloofde niet dat Hij bepaalde dingen zou doen als Abram zich aan zijn deel van de afspraak zou houden. God zei eenvoudig: Ik zal het doen.

Als ik over dit verhaal nadenk, word ik er weer eens aan herinnerd dat mijn relatie met God niet gebaseerd is op mijn goedheid, maar op Zijn genade. Er is niets aan mij dat het verdient Gods vriend te worden. Ik ben net zo hulpeloos als Abram toen hij daar lag te slapen. De Bijbel zegt –

“Toen wij volkomen hulpeloos waren, kwam Christus op precies het juiste moment en stierf voor ons zondaars. Nu zouden de meeste mensen niet bereid zijn te sterven voor een rechtschapen persoon, hoewel iemand misschien wel bereid zou zijn te sterven voor een persoon die bijzonder goed is. Maar God toonde zijn grote liefde voor ons door Christus te zenden om voor ons te sterven toen wij nog zondaars waren. En omdat wij door het bloed van Christus in Gods ogen zijn gerehabiliteerd, zal hij ons zeker redden van Gods veroordeling. Want omdat onze vriendschap met God hersteld is door de dood van zijn Zoon toen wij nog zijn vijanden waren, zullen wij zeker gered worden door het leven van zijn Zoon. Wij kunnen ons nu dus verheugen in onze prachtige nieuwe relatie met God, omdat onze Heer Jezus Christus ons tot vrienden van God heeft gemaakt.” (Romeinen 5:6-11)

Als je het moeilijk hebt om God te vertrouwen over een of andere zaak, denk dan nog eens aan je redding. De Bijbel zegt dat Christus voor ons is gestorven, zelfs toen wij nog zondaars waren en in onze slechtste toestand verkeerden. Als God bereid was ons zo genadig te zijn toen wij nog Zijn vijanden waren, dan zal Hij zeker bereid zijn nog meer te doen nu wij ernaar streven Zijn vriend te zijn.