The end-Triassic and Early Jurassic mass extinction records in the British Isles

De complexe crises van de end-Triassic en Early Jurassic (Toarcian) massa-extincties zijn goed geregistreerd op de Britse eilanden waar ze samenvallen met grote paleoenvironmentele veranderingen. De eind-Trias uitsterving doet zich voor in de quasi-mariene Lilstock Formatie, waarvan de fauna wordt gedomineerd door eurytopic tweekleppigen. Deze hebben geleden onder een grote uitsterving (77% van de soorten), met inbegrip van alle infaunale vormen, in de onderste bedding van de Formatie. Deze crisis gaat enigszins vooraf aan een reeks milieugebeurtenissen die, in opklimmende volgorde, een intense fase van seismiciteit omvatten (het begin van het vulkanisme van het centraal Atlantisch basalt?), daling van het zeeniveau en een negatieve δ13Corg piek. De uitsterving is het duidelijkst verbonden (d.w.z. het dichtst in de tijd) met regressie en seismiciteit. Een verdere daling van het zeeniveau wordt geregistreerd aan de top van de Formatie, gevolgd door transgressie en de verspreiding van anoxie. Deze gebeurtenissen worden niet in verband gebracht met een verder verlies van tweekleppigen, hoewel de conodonten in deze periode verdwenen. Het verband tussen uitsterving en zuurstofarme omstandigheden wordt beter aangetoond door de crisis in het Toarcien, toen een uitsterving van tweekleppigen (verlies van 85% van de soorten) samenviel met het begin van intense anoxie in het midden van de Semicelatum Subzone van de Yorkshire kustsecties. Deze verliezen maken echter deel uit van verschillende uitstervingspulsen die zich over meer dan een miljoen jaar uitstrekken. Deze begonnen eerder, bij de grens tussen het Pliensbachien en het Toarcien, toen ammonieten, brachiopoden en ostracoden allemaal verliezen leden die samenvielen met regressie en afkoeling. De daaropvolgende transgressie kende echter een korte verspreiding van mariene anoxie (vertegenwoordigd door de zwavelband in de Yorkshire-secties), die ook een rol kan hebben gespeeld bij de uitstervingen. De afzetting van zwarte schalie is uiterst wijdverspreid in het Britse Toarcien, met als opmerkelijke uitzondering de gebieden Somerset en het zuiden van Dorset, waar gecondenseerde, volledig zuurstofrijke, diepwateromstandigheden zijn vastgelegd door het Leptaena Bed en het ‘Junction Bed’. Nog opmerkelijker is dat in deze ogenschijnlijk gunstige afzettingssituatie ernstige extinctieverliezen (van brachiopoden en ostracoden) zijn opgetekend.